Tekst: Paul Op Heij

Remco Pijpers is onderzoeker en strategisch adviseur Digitale Geletterdheid en Ethiek bij Kennisnet. Hij komt veel op scholen, vooral basisonderwijs, en ziet hoe die worstelen met digitale technologie. ‘Daarom moeten we meer vertragen en ruimte maken voor gesprek, tussen leraren en met leerlingen, over hoe technologie ons vormt en wij technologie kunnen vormen.’

Voor jongeren voelt het internet als een tropisch bad, een poel van vriendschap en vermaak, bron van kennis ook. En voor scholen geldt hetzelfde, zegt Remco Pijpers: ‘Het internet biedt een zee aan educatieve mogelijkheden en is een bron van gemak en efficiëntie. Problemen dienen zich slechts sluipenderwijs aan, maar zijn daardoor niet minder risicovol. Digitale middelen zouden scholen daarom nog meer moeten uitdagen stil te staan bij hun pedagogische opdracht: hoe voor leerlingen een uitnodigende en tegelijkertijd geborgen ruimte te creëren? Hoe het midden te houden tussen begrenzen en vrijlaten? Daarbij is noodzakelijk, zoals filosoof Martin Heidegger schreef, een vrije verhouding tot technologie te ontwikkelen. Wijsheid gaat immers niet alleen over hoe je technologie verstandig inzet, ook over het nemen van verantwoordelijkheid: niet alles wat met technologie mogelijk is, is ook wenselijk.’ 

Afhankelijkheid docenten

In de jaren 90, de tijd dat internet nog niet allesbepalend was, schreef Pijpers voor papieren onderwijsbladen als Trends en Plein Primair, over kinderen en internet. Door de opkomst van internet waren er steeds minder advertenties en abonnees en kostte het uitgevers meer moeite om uit de kosten te komen. Pijpers: ‘Je ziet het ook nu bij Didactief, een onderwijsblad met zoveel kwaliteit, hoe moeilijk het is als serieus journalistiek platform het hoofd boven water te houden: te weinig mensen moeten te veel dragen. We zouden de onderwijsjournalistiek serieuzer moeten nemen, zeker nu scholen zo afhankelijk zijn geworden van externe adviseurs en bedrijven. Digitalisering van onderwijs versterkt bij afwezigheid van professionele onderwijsjournalistiek die afhankelijkheid en maakt kwetsbaar.’

Pijpers werkt tien jaar als strategisch adviseur Digitale Geletterdheid bij Kennisnet. Sinds een jaar is hij zelf ook actiever op LinkedIn, om kennis op te halen en eigen expertise te delen. Hij kan je als school wellicht niet concreet vertellen wat je precies moet met AI of wat je met digitale middelen in lessen kunt, hij heeft wel een kritisch oog voor de impact van digitalisering van onderwijs. En natuurlijk kun je die niet los zien van de bredere maatschappelijke context. Maar ‘het meest dierbare’ voor hem daarbij is toch het primaire proces en met name de pedagogische dimensie van digitalisering: ‘Dat wat er in de directe relatie tussen leraar en leerling gebeurt onder invloed van technologie. Wat is goede zorg voor kinderen, in een context waarin digitale technologie steeds meer op de voorgrond staat?’ Daarom schreef hij ook het kinderboek Gehackt1, waarin de lezer gaandeweg het verhaal ‘digiwijzer’ wordt. 

Publieke gesprek

Het sterke aan Pijpers is zijn open houding tegenover het onderwerp, dat hoor je ook in zijn podcasts2. Hij is vooral nieuwsgierig naar digitalisering en AI.3De belangrijkste vraag noemt hij wat er bij digitalisering van onderwijs op het spel staat. ‘Dat is een zoektocht waar ik al interviewend en schrijvend deelgenoot van wil zijn en keuzes in maak. En waarbij ik zowel die gesprekken als keuzes weer deel. In dat publieke gesprek probeer ik ook weg te komen van het zo overheersende instrumentele perspectief: hoe technologie als middel moet worden ingezet en hoe onderwijs ermee te verbeteren. We moeten ook de vragen over de effecten ervan durven stellen: wat we willen met ons onderwijs en waarom we een verbetering een verbetering noemen. Digitale instrumenten zijn méér dan alleen hulpmiddelen! De omgang ermee beïnvloedt ons beeld van goed onderwijs – als activiteit die kan worden beheerst en geoptimaliseerd en voorspelbaar worden gemaakt, leeropbrengsten producerend, afhankelijk van algoritmes. Kortom, onderwijs als louter technische activiteit. Het is zaak om daar niet in door te schieten, te blijven zorgdragen voor wat niet te managen is.’ 

Eind jaren 90 zag hij als onderwijsjournalist, ‘in mijn enthousiasme, net als veel anderen’, zegt hij, vooral de mogelijkheden van onderwijstechnologie. ‘Gaandeweg is digitale technologie ondoorzichtiger en “kindonvriendelijker” geworden. Een derde van de internetbezoekers is minderjarig, maar nog steeds wordt er weinig vanuit hun belang ontwikkeld. Wat ik bij bezoeken aan scholen zie, is hun focus op technologie als instrument, met als gevolg dat je uit het oog verliest wat je te doen staat met kinderen. En dan gaat het niet alleen om de pedagogische relatie, maar ook over de professionele autonomie van de docent. Bepaal jij of bepaalt de technologie? Ik ben gefascineerd door een concept als Pedagogische Tact, ook in relatie tot digitalisering. Technologie kan veel van je overnemen, kan bijdragen aan gemak, aan efficiëntie; ongemerkt kan je de zaak uit handen geven. Met het gevaar dat iedereen achter dat kastje verscholen raakt en je al die zintuiglijke signalen in een klas, die zoveel meer zeggen dan rode en groene bolletjes op een dashboard, kwijtraakt. In mijn onderzoeken focus ik op hoe leraren in nieuwe onderwijssituaties tactvol handelen, hoe ze kinderen toch blijven zien. Dat betekent overigens ook de liefde van kinderen voor technologie zien.’

Pedagogische vergeteldheid

Is het een ongelukkige samenloop van omstandigheden dat zowel de ontwikkelingen in de technologie als die in onderwijswetenschappen de laatste decennia vooral geconcentreerd waren op vakdidactiek, vraag ik. Hij heeft de indruk dat de tendensen in onze moderne samenleving, ‘met die overdreven aandacht voor het meetbare’, versterkt zijn door digitalisering. Maar je kunt het niet de technologie verwijten dat we nu kinderen zoveel meer meten, meent hij. ‘Technologie heeft al dat meten, vanuit de behoefte aan grip en sturing, wel mogelijk gemaakt. Onderwijsfilosoof Gert Biesta schreef al jaren geleden over die cultuur van meten en monitoren. Het gebeurt meestal vanuit goede bedoelingen, ook om leerlingen beter te kunnen bespreken met collega’s, maar zonder dat je het beseft, verandert zorg in controle of wordt dat zo ervaren door kinderen. We kunnen wel AVG-afspraken maken met Microsoft of Google, maar meer van leerlingen registreren en vastleggen doet natuurlijk ook iets met jouw kijk op hen en op onderwijs. Filosoof Heidegger heeft het over “zijnsvergetelheid”: de technologie kan ons zo opvorderen dat we vergeten wat er echt toe doet. Een grafiek over de emotionele ontwikkeling van een kind kan ook onwenselijke effecten hebben, omdat je eerst de grafiek ziet en daarna pas het kind. Noem het pedagogische vergetelheid.’

Hij haalt de bundel Wat maakt de mens?4Aan. Daarin staan filosofische bijdragen over de invloed van technologie op ons denken en onze taal. Hoe we door techniek aangemoedigd worden naar onszelf te kijken vanuit een derdepersoonsperspectief – denk ook aan de computermetafoor waarmee we ons brein willen begrijpen. Waardoor je makkelijk kunt vervreemden van je eigen persoonlijke ervaring en jezelf en je omgeving alleen nog maar waarneemt van een afstand. Bij veel mensen leidt het tot wat je geestelijke of culturele vervreemding of ontworteling kunt noemen. Met name de fenomenologie, zegt Pijpers, de filosofische oefening om zo veel mogelijk vanuit eigen ervaringen waar te nemen, kan in deze behulpzaam zijn, om weer dichter bij de eigen beleving te komen, of zoals hij het zegt: ‘ons terug te brengen naar het eerstepersoonperspectief.’  

Kinderen objectiveren

Voor dat je het weet ben je met die enen en nullen kinderen aan het objectiveren en opbrengsten aan het produceren, zegt hij, omdat de technologie nu eenmaal vordert dat je als docent data invoert. Dat hoort hij ook van leraren die erover in de clinch liggen met elkaar. ‘De ene leraar weigert in te voeren of een kind al een goede pengreep heeft, observeert liever, kent het kind en of beseft dat het zich in fasen ontwikkelt – meer montessoriaans, zeg maar, terwijl de andere op zijn strepen staat en alles vastlegt, omdat hij het kind anders tekort zou doen. In Wat maakt de mens? komt tot uitdrukking dat we altijd al met techniek hebben geleefd en er steeds weer opnieuw mee om hebben moeten leren gaan – omdat we technische of gekunstelde wezens zijn, verweven met ons technisch denken. Zoals wij de techniek vormen zo vormt de techniek ons. Onze taal is in feite ook een vorm van techniek en ook taal groeit met ons mee. Wat niet wegneemt dat we moeten blijven opletten dat de techniek ons niet op een onwenselijke manier vormt.’

Het boek Datafied Childhood5 van Giovanna Mascheroni en Andra Siibak laat zien hoe jongeren door de invloed van techniek anders naar bijvoorbeeld gezondheid kijken, vertelt Pijpers: dat gezondheid een game is geworden. Gezond leven is: 10.000 stappen, af te lezen op je smartwatch – veel volwassenen hebben er ook een handje van. Pijpers: ‘Een veranderde kijk op hoe we gezondheid ervaren. Technologie is weliswaar vormend, maar we zijn er niet aan overgeleverd. We kunnen zelf bepalen wat we willen, hoe we de technologie willen ontwerpen, ook in het onderwijs. Ze wordt meestal wel ontworpen door ontwikkelaars met commerciële belangen, maar scholen willen toch steeds vaker controle, via uitbreidingen op Magister of Somtoday bijvoorbeeld; ze vinden langzamerhand een balans tussen gevaren zien en wat ze zelf willen aan mogelijkheden. En of die ook voor alle kinderen gelden en niet alleen voor een select groepje.’  

Gevaren differentiëren

Technologie doet op een andere manier een appèl op je als professional en pedagoog, maar lang niet iedereen is er zich van bewust, zegt hij, omdat technologie meestal als middel wordt gepresenteerd dat je alleen maar helpt bij het verzorgen van onderwijs – tegenwoordig liefst gepersonaliseerd en op maat. Waarbij dus weer andere vragen rijzen, zoals: jaagt de technologie met al dat differentiëren niet ook de verschillen tussen leerlingen en überhaupt de individualisering aan? Pijpers: ‘Het zijn ingewikkelde vragen. Ga er maar aan staan als individuele docent! Er zijn zoveel ethische vragen verbonden aan de inzet van technologie, zeker in het onderwijs, die we bovendien niet altijd kunnen voorzien. De Franse filosoof Bernard Stiegler noemde technologie een Pharmakon, het Oudgriekse woord voor geneesmiddel en gif tegelijk. Hoogleraar Digital Surveillance in Rotterdam Marc Schuilenburg, heeft het over technologie als gift en vergift.’

Daarom moeten we ruimte maken voor gesprek, tussen leraren en met leerlingen, over hoe technologie ons vormt en wij technologie kunnen vormen, zegt hij. ‘Door onze culturele fixatie op technologie hebben we nu steeds het gevoel dat we achter de technologie aan moeten hollen. Dat zie je ook weer bij ChatGTP: we moeten plots allemaal snel-snel naar congressen en trainingen. De invloed is er zeker – ga ervan uit dat elke leerling er uiteindelijk een beroep op zal doen, wat jij er ook van vindt. Maar laat AI-haast de wezenlijke vragen niet versluieren. Wat betekent het om leraar te zijn in tijden van AI? Wat om kind te zijn in een wereld waarin datacenters uit de grond worden gestampt, maar mensen elkaar niet vinden in het zorgen voor de planeet of minderbedeelden?’ 

Historie technologie

Pijpers’ collega Nadia Demaret bij Kennisnet was schoolleider op een vrijeschool. Zij zette daar, na veel overleg met ouders, collega’s en docenten, die oorspronkelijk wilden vasthouden aan het krijtbord, een heel eigen leerlijn digitale geletterdheid op. Het was haar gelukt iedereen mee te krijgen, zegt hij, maar wat hij het mooiste vindt is hoe zij in die leerlijn gebruik maakt van de historie van technologie en die integreert in de werkwijzen van de vrijeschool. ‘Dat heb ik zelden andere scholen zo bewust en goed zien doen. Ik zie de meeste scholen vooral inzetten op verstandig gebruiken van technologie, maar dat die ook haar eigen geschiedenis heeft, laat men nauwelijks een rol spelen bij te maken keuzes.’

De focus ligt doorgaans – ook daartoe aangezet door de overheid, op wat kinderen aan digitale vaardigheden moeten beheersen, zegt hij. ‘Maar kennis van generaties en hun instrumenten die ons zijn voorgegaan, is minstens zo belangrijk. Je zou die historie kunnen laten beginnen bij het schrift, bijvoorbeeld door de huidige technologie op een tijdlijn te plaatsen met andere technische uitvindingen, en daarbij de maatschappelijke veranderingen mee te nemen, niet alleen oorzaken, ook gevolgen. Bijvoorbeeld hoe de boekdrukkunst ook grote invloed heeft gehad op zowel de ontwikkeling van landstalen als op godsdienstoorlogen in de 16e en 17e eeuw. Zodat leerlingen beter begrijpen hoe technologie altijd een vormende rol in onze samenleving heeft gespeeld en dat er verantwoordelijkheid bij komt kijken, ook nu weer, met AI en de energie die het kost om ChatGPT wat voor je laten doen.’ 

Mediawijsheid docenten

Als het om mediawijsheid gaat, zou hij toch beginnen bij leraren. ‘Veel leerlingen kunnen het, als het om digitale vaardigheden gaat, best alleen af. Maar een aanzienlijk deel ook niet, omdat die afhankelijk zijn van de leraar en het lesaanbod. Hoe een leraar persoonlijk tegenover digitalisering staat, merken kinderen snel genoeg. Je wilt het dus ook in de lerarenopleiding en de bijscholing terugzien. Het zou mooi zijn als docenten zelf ook de onderzoekers zouden worden van de digitale platforms waar scholen mee werken, en die naar hun hand leren zetten. Ze moeten in die digitale context immers ook opvoeders kunnen zijn. Bijvoorbeeld hoe zij zich hebben te verhouden tot of in appgroepen van klassen en teams? En wat te doen als leerlingen hen benaderen op Tik Tok? Je geeft er signalen mee af, alleen al door op zo’n medium actief en bereikbaar te zijn.’

Waar hij op hoopt, is dat scholen de expertise in deze ook eens uit het onderwijs zelf halen en niet alleen maar weer willen blindvaren op kennis van buiten, waarmee hij hint naar het boek van Jacquelien Bulterman, Het lerarentekort6. ‘We hadden het al over hoe belangrijk het is dat leraren zelf expertise ontwikkelen en elkaar wijzer maken, ook voor het aanzien van hun vak. Ze hebben eerder de deskundigheid over vakdidactiek en pedagogiek teveel overgelaten aan mensen van buiten en dat hoeft bij digitalisering niet opnieuw te gebeuren. De experts zijn er echt wel, ook als het om digitalisering gaat. We kunnen ze vinden onder de docenten kunst, filosofie, informatica, geschiedenis, Nederlands, enzovoorts. Mensen die vanuit hun vakkennis en -ervaring nieuwsgierig en kritisch met leerlingen in de context van het vak kunnen praten over de betekenis van oude en nieuwe technologische ontwikkelingen.’ 

Marleen Stikker

Ga als leraar niet alleen maar mee met bedrijven die innovatie en revolutie prediken, zegt hij, creëer de ruimte om leerlingen te leren zich kritisch tot digitale platforms te verhouden. Dat is ook waar Futurelab Waag van Marleen Stikker7 voor pleit, zegt hij, zodat docenten ook ontwerpers zijn, niet alleen van hun eigen onderwijs, maar ook van de digitale middelen die dat onderwijs moeten helpen vormgeven. ‘Als je bijvoorbeeld Microsoft Teams ook als elektronische leeromgeving gebruikt, wat doet het dan met collegialiteit als vergaderingen en lessen opgenomen worden, opnames waar AI van Microsoft bij kan om er samenvattingen van te maken? Denk je dan: wat handig? Of denk je: wat betekent dat voor onze school? De docent moet niet alleen maar uitvoerder zijn, ook onderzoeker en activist. Je hoeft niet per se de A-12 te bezetten om duidelijk te maken dat je niet alleen maar gewillig mee wilt buigen met die Tech-bedrijven.’

Omdat dit interview via Zoom wat langer duurt, krijgt Pijpers door zijn jongste zoon subtiel AirPods aangereikt, want al dat gepraat in huize Pijpers lijkt nogal af te leiden. Met Christien Bok van coöperatie SURF8 en collega’s van Kennisnet schreef hij de WaardenWijzer9 en sinds september is hij ook nog promotieonderzoeker aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Maar hoe bewust je je ook bent van alle ver-technologisering, zegt hij, ze blijft op gespannen voet staan met het idee van de school als vrijplaats: ‘Filosofe Hannah Arendt heeft het over de tussenruimte: val kinderen niet teveel en te vroeg lastig met de buitenwereld, ze moeten vrij kunnen oefenen, zonder dat ze al afgerekend worden. Pedagoog Janusz Korczac bood een beschermende ruimte die tegelijk openstond voor de wereld. Ik neig naar Korczac, dat we die tussenruimte of vrijplaats inrichten sámen met kinderen, dat we hen er een stem in geven, hoe we technologie op school vormgeven, éerlijker vormgeven. Dat vereist dat we meer met hen praten over in hoeverre de digitale onderwijsruimte recht doet aan wat goed is voor kinderen en jongeren. En zo nee, hoe kunnen we commerciële ontwikkelaars dan uitdagen het beter te doen?’ 

Verantwoordelijke overheid

Dat vraagt om een overheid die handhaaft op het naleven van kinderrechten, zegt hij. Hij denkt dat het dan zelfs mogelijk moet zijn om kinderen niet alleen te laten spelen in zo’n digitale omgeving, maar ook hen er te laten oefenen en iets te laten maken, binnen gestelde grenzen. ‘Kijk hoe games als Fortnite en Roblox zich ontwikkelen, een creatieve en entertainende wereld, maar huilen met de pet op als je je realiseert hoe giftig en hoe de verdienmodellen niet deugen. Zie ook Tik Tok, een platform waar jongeren actievoeren voor een betere wereld, boekentips delen en originele video’s maken maar achter de schermen een algoritme dat is ontwikkeld om de aandacht vast te houden. Uiteindelijk draait het om het verdienmodel.’

Google heeft zich lang niet goed aan privacy-afspraken gehouden, zegt hij. ‘Je ziet dan ook dat veel scholen daarom zijn overgestapt op Microsoft. Maar bedenk dat technologie nooit neutraal is: de waarden van het bedrijf zitten in het ontwerp besloten. Neem de “Leerversnellers” van Microsoft in Office. Het zijn toepassingen waarmee je leerlingen kunt laten oefenen met lezen, waarbij AI en niet een mens de kinderen feedback geeft op de ingesproken teksten. Handig? Misschien, maar willen we niet liever investeren in schoolbibliotheken en leesmaatjes? Al die technologie heeft mooie kanten en mogelijkheden, ook AI biedt perspectief, maar je gaat als school voor de bijl als straks blijkt dat je je afhankelijk hebt gemaakt van een flitsende toepassing waar betere alternatieven voor zijn.’ 

Geëngageerde leraren

Remco Pijpers denkt daarom dat het geen kwaad kan als leraren en schoolleiders meer kennis zouden hebben van het machtsspel met technologie dat achter de schermen gespeeld wordt – hij herhaalt het belang van professionele onderwijsjournalistiek. ‘Het zou ook helpen bij het maken van keuzes binnen scholen, niet langer alleen maar top down-beslissingen.’ Tegelijkertijd zie je leraren en leerlingen zich uitspreken, zegt hij. Erik Ex, docent geschiedenis in Amsterdam en lerarenopleider aan de Universiteit Utrecht, is voor hem het voorbeeld van een geëngageerde leraar die ook voor zijn collega’s en voor het vak opkomt. ‘Hij organiseerde een landelijke petitie voor een smartphoneverbod, zonder anti-technologie te zijn, juist niet! Politici en schoolbestuurders zijn nodig om het publieke onderwijs te vrijwaren van de negatieve impact van technologie. Leraren moeten duidelijk maken wat in de alledaagse schoolpraktijk de invloed van technologie op publieke waarden is en wat het betekent voor de pedagogische opdracht. Docenten moeten echter wel de ruimte krijgen om technologie te bevragen en daarbij helpt het lerarentekort natuurlijk niet. En vergeet ook de input van leerlingen niet, want het gaat ook om hun privacy en welbevinden. We hebben het allemaal te lang op zijn beloop gelaten, zoals Marleen Stikker al zei, maar we kunnen wel nog repareren.’                                                                   

Bronnen:
1. Pijpers, Remco (2020), Gehackt. Uitgeverij Zwijsen.
2. Via de website van Kennisnet zijn de interessante podcast van Remco Pijpers makkelijk terug te beluisteren.
3. Mols, Bennie (2023), Slim, slimmer, slimst. Hoe kunstmatige intelligentie de mens een turboboost geeft, Uitgeverij New scientist. Mols promoot samenwerking tussen mensen en machines, om elkaar aan te vullen. Hij haalt wetenschappers aan die menen dat we daarom beter kunnen spreken van IA: Intelligence Augmentation.
4. Poortier, Kirsten, Myin, Erik, Verbeek, Peter-Paul (2022) Wat maakt de mens? Onze lichamelijkheid in relatie tot techniek en wetenschap, Uitgeverij Boom.
5. Mascheroni, Giovanna, en Siibak, Andra (2021), Datafied Childhood. Data Practices and Imaginaries in Children’s Lives, Peter Lang Verlag.
6. Bulterman, Eveline (2023), Het lerarentekort. Pleidooi voor vakmanschap, Amsterdam University Press
7. Marleen Stikker is oprichter van virtueel platform De Digitale Stad en stichting Futurelab Waag. Haar invloedrijkste publicatie: Het internet is stuk. Maar we kunnen het repareren (2019 ). Zij zat op Montessori Lyceum Amsterdam,
8. SURF is een coöperatie van Nederlandse onderwijs- en onderzoeksinstellingen waarin universiteiten, hogescholen, mbo-instellingen, umc’s en onderzoeksinstellingen samenwerken om de beste digitale diensten te ontwikkelen of in te kopen en kennis erover te delen.
9. Bok, Christien en Pijpers, Remco (2022), WaardenWijzer. Voor digitalisering in het onderwijs, SURF (website)