Tekst: Philip Huff 1. Juni 2022

 

Foto Daniel Cohen

In literatuur kun je meemaken wat je in je eigen leven niet meemaakt. Dat geldt evenzo voor de lezer als voor de schrijver. Dus, de gitaarleraar die na drie of vier lessen tegen mijn moeder zei, ‘Als u uw zoon meeneemt en niet meer terugkomt, dan hoeft u de proeflessen niet te betalen,’ werd in mijn debuutroman de gitaarleraar die mij leerde spelen, met als centraal concept edle Einfalt, stille Größe.

Dat was in werkelijkheid dus lastiger, omdat ik na drie weken nog altijd maar twee akkoorden kon ‘spelen’. (Lees: aanslaan.) Om maar te zeggen: mijn muzikaal talent is niet echt indrukwekkend, mijn verbeelding wellicht evenmin, maar net groot genoeg om in Dagen van gras de ik-verteller de gitarist en muzikant te maken die ik zelf graag had willen zijn.

Je bent veroordeeld tot je talenten en tekortkomingen: als ik zou kunnen en mógen kiezen, dan zou ik muzikant zijn. Maakt me niet uit of dat dan een naamloze bassist in een punkbandje is of Keith Jarrett, ik bedoel: ik zou muziek willen maken. Dit is geen geheim, ik heb het laatst nog hardop gezegd in een interview met Leon Verdonschot. Die merkte lachend op: ‘Als je zegt: bassist in een punkband, leg je de lat niet heel hoog.’ Mijn antwoord: ‘Dat zegt dus veel over de reikwijdte van mijn muzikale talenten.’

Evengoed, toen ik studeerde, heb ik heel korte tijd in een plezierbandje gezeten, met wat jongens met wie ik in een huis woonde. Ik leende een elektrisch drumstel, nam drumles, oefende me een ongeluk – en nog steeds kon ik amper drummen, twee of drie vierkwartsmaatritmes. We hebben een paar keer met zijn allen in een ruimte muziek gemaakt, eigen muziek (ik denk dat mijn teksten beter waren dan mijn ritmegevoel), en dat gevoel was… te gek.

Tijdens de intro accenten leggen op de cymbalen, erin komen op het moment dat de zanger begint te zingen, de gitaar, piano, bas en zangstem horen ‘klikken’: samen doen. Typisch zo’n situatie waarbij het geheel meer is dan de som der delen, al is het maar omdat gedeeld plezier de enige echte vorm van plezier is die bestaat: solo kun je tevreden zijn, overweldigd, dankbaar (dat je bovenaan die bergtop staat, nu dit boek mag lezen, hier het licht op de noppen in de binnentuin mag zien), maar daadwerkelijk plezier-scheppend zijn al die momenten niet. Voor vreugde heb je meer mensen nodig. Het probleem van meer mensen is echter dat die allemaal een eigen agenda hebben. En de repetities van een plezierproject vaak verschoven worden voor andere, ‘belangrijkere’ zaken.

Zo stierf het bandje een stille dood, al richtte ik er dus een klein herdenkingsteken voor op: de ervaringen van die vreugde verwerkte ik dus in Dagen van gras, waar twee vrienden, de verteller, Ben, en zijn beste vriend Tom, samen muziek maken: Ben speelt gitaar, Tom drumt. (Een schrijver smeert zichzelf uit over de personages.) Het enige liedje van henzelf, ‘The Gun Song’, is een liedje van mijn studentenbandje, of, ik moet zeggen: het studentenbandje waar ik de drummer van was. Om die geschiedenis recht te doen heb ik het liedje in de verantwoording gezet, tussen liedjes van onder meer The Beatles en Nina Simone.

Oké, wellicht overdrijf ik het historisch gewicht daarmee lichtelijk. Maar het plezier van het samen muziek maken, niet.

1. Philip Huff is schrijver-filosoof, regisseur en auteur van indringende romans als Dagen van gras (2009), Niemand in de stad (2012) en Wat je van bloed weet (2022) – met telkens ook aandacht voor muziek.