Tekst: Symen van der Zee. Juni 2022

 

s.vanderzee@saxion.nl

De herziening en vernieuwing van het Nederlandse curriculum is en blijft een bende. Het begon bij staatssecretaris Sander Dekker in 2014 met de vraag: Wat moeten de kinderen die nu naar school gaan leren om een vliegende start te maken op de arbeidsmarkt in 2032? Zoals vrijwel meteen door meerderen werd opgemerkt, is onderwijs echter meer dan een efficiënte voorbereiding op werk. Het was dus niet de juiste vraag om te stellen.

Toch wordt onderwijs nog steeds vaker alleen vanuit economisch perspectief bekeken. Neem het recente rapport ‘AI and the future of skills’ van de OESO1. Het vertrekt vanuit dezelfde vraag als Onderwijs2032, maar voegt er nog iets aan toe. De vraag is nu geworden: Wat moeten kinderen leren om een vliegende start te maken op de arbeidsmarkt nu AI (Artificiële Intelligentie) steeds meer invloed heeft op die arbeidsmarkt?

Dit is wat OECD-directeur Andreas Schleicher erover aangeeft in de inleiding van het rapport: ‘In a world in which the kinds of things that are easy to teach and test have also become easy to digitize and automate, we need to think harder how education and training can complement, rather than substitute, the artificial intelligence (AI) we have created in our computers.

Doel van de OESO is een soort PISA-test ontwikkelen voor AI. Dit kan beleidsmakers helpen bepalen waar het onderwijs op moet inspelen om van meerwaarde te zijn. In het rapport wordt uitgebreid ingegaan op de ontwikkeling van zo’n test en alles wat erbij komt kijken. Dat is nog een hele opgave, maar streven en doel zijn dus duidelijk: zicht krijgen op wat AI kan om te bepalen hoe mensen AI kunnen aanvullen, om de economie te laten floreren.

Tegen zo’n techno-optimistische economische visie op onderwijs valt natuurlijk heel wat in te brengen. Om ons tot zulke ontwikkelingen te kunnen verhouden, moeten we echter wel een heldere visie op onderwijs en op inzet van technologie hebben. De eerste vraag die daarbij beantwoord moet worden is: Wat moet dan nog de aard en functie van het algemeen vormend onderwijs in de maatschappij zijn – wat is de bedoeling ervan?

Montessorionderwijs maakt deel uit van een rijke pedagogische traditie die een antwoord heeft proberen te geven op die vraag. Een traditie waarin de bedoeling van onderwijs niet alleen is efficiënt economisch productieve burgers te kweken, maar waarin het ook gaat om nieuwe generaties in te leiden in onze cultuur in bredere zin. Zodat leerlingen in vorm raken, mondig worden en op volwassen wijze in de wereld kunnen zijn, om van daaruit bij te dragen aan de cultuur en de vernieuwing ervan, indien zij daartoe besluiten. 

Laten we deze traditie gezamenlijk herontdekken en in het licht daarvan nadenken over hoe we vandaag de dag invulling willen geven aan montessorionderwijs. En laten we dan nog eens kijken naar dat rapport van de OESO. Ben je geïnteresseerd in die rijke traditie van het montessorionderwijs, mijn collega Jaap de Brouwer leidt vanuit het lectoraat Vernieuwend Onderwijs een leesgroep waarin de werken van Maria Montessori worden bestudeerd en besproken. Meld je aan! j.debrouwer@saxion.nl

1. De OESO (in het Engels OECD), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, is een samenwerkingsverband van 38 landen om sociaal en economisch beleid te bespreken, bestuderen en coördineren. Het jaarlijkse PISA-onderzoek naar de kwaliteit van onderwijs van 15 jarigen wordt uitgevoerd door de OESO.