Tekst: Sam de Vlieger. Juni 2022

 

Suzan Lutke

Suzan Lutke geeft cursussen en trainingen aan docenten, is studieleider van de master Kunsteducatie aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU) en schrijfster van het boek Als de muziek er al is.1 ‘Ik wil het kind in de wereld helpen door muziek. Mijn bedoeling is om het kind uit te dagen om gemakkelijk met muziek te zijn.’

Suzan Lutke: ‘Na mijn middelbare school ben ik opgeleid als muziekdocent aan het conservatorium. In het laatste jaar van mijn opleiding ben ik gaan werken op het Montessori Lyceum Herman Jordan. Ik wist heel weinig van montessori maar het was fantastisch. Leerlingen wilden van alles, het maakte niet uit welke opdrachten ik maakte. We hadden studio’s waar leerlingen zelf aan de slag gingen. In 2000 werd ik naast mijn baan op het Jordan docentopleider aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, de HKU. Toen zag ik dat het er op andere scholen heel anders aan toeging: ongemotiveerde leerlingen, docenten die hun inspiratie waren kwijtgeraakt en muzieklokalen zonder prikkelend lesmateriaal. In 2006 ben ik helemaal overgestapt naar de HKU. Maar de manier van werken schuurde met wat ik op het Jordan gewend was, qua creativiteit en zelfsturing. Ik ben me toen gaan verdiepen in waarom scholen zo verschillend kunnen werken. Mijn conclusie was dat op veel scholen docenten sturend lesgeven. Een directieve manier van lesgeven dus.’

Opbrengstgericht-creatief

In 2010 ging Lutke onderwijskunde studeren en leerde veel over zelfsturing en motivatie. Ze las artikelen waarbij ze telkens dacht: dit is wat we op het Jordan deden. En ze dacht dat, als ze ooit onderwijs wilde innoveren, ze weg zou moeten van de HKU. Dus vertrok ze daar. Na een korte tussenstap als conrector op het Montessori Lyceum Flevoland zette ze een trainingsbureau op om met leerkrachten en kunstenaars meer ruimte te leren maken voor creativiteit. En zo kwam ze uiteindelijk terecht bij Kunsteducatie aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, als studieleider van de master kunsteducatie. Ook daar kan ze bezig zijn met dat conflict tussen creativiteit en het opbrengstgerichte kunstonderwijs. Lutke: ‘We proberen professionals op te leiden die oog hebben voor zowel artistieke producten als creatieve processen.’ 

Wat is ‘de muziek’ uit de titel van je laatste boek Als de muziek er al is?

Lutke: ‘Toen ik het boek schreef, voelde ik me vaak een predikant op een zeepkist. Ik zei elke keer: het moet anders, het moet anders. Dat zette me vast in mijn denken. Ik dacht: ik moet een hypothese neerleggen waarop ik kan reageren met mogelijkheden. Als we ervan uitgaan dat leerlingen muzikale wezens zijn, hoe zou het muziekonderwijs er dan uit moeten zien? Want baby’s hebben bij hun geboorte allerlei aspecten in hun zijn die wij kunnen verbinden met muzikaliteit. Bijvoorbeeld gevoel van ritme en gebruik van de stem op een zingende manier. “De muziek” uit de titel van mijn boek is dan ook muzikaal oergedrag en gevoeligheid voor muziek.’

Zo denken de meeste mensen er niet over?

‘Als je in Nederland iemand vraagt: “Ben je muzikaal?” Dan krijg je als antwoord: “Nee, want ik lees geen noten en speel geen instrument.” Maar dat is de formele kant van muzikaal. Evert Bisschop Boele heeft onderzoek gedaan naar informele muzikale uitingen en gevonden dat mensen daar van alles en nog wat inbrengen. Als je ervan uitgaat dat de muziek er al is dan ga je doen wat we op het Jordan al deden. Dan ga je een muzikale omgeving bouwen. Dan geef je leerlingen muzikale ontwerpopdrachten en nodig je hen uit om hun eigen geluid te laten horen.’

Maria Montessori heeft het, wat muziek betreft, over een bepaalde gevoeligheid bij kinderen. Maar ze zegt ook dat als je deze gevoeligheid niet stimuleert, ze dan verdwijnt. Zou dat betekenen dat de muziek er dan niet meer is?

‘De titel van mijn boek is gericht aan de muziekwereld. Muziekdidactici hebben het idee dat je heel hard moet oefenen voor muziek en dat het allemaal om vaardigheden gaat. Daarom is veel muziekonderwijs sturend en gaat het uit van wat de docent kan en overdraagt aan de leerling. Mijn uitgangspunt is: ieder kind is muzikaal en daar moet je op inspelen. Maar als je er niks mee doet verloopt dat inderdaad. Ik weet niet wanneer de gevoelige periodes zijn. Je ziet wel, als je goed kijkt, waar leerlingen op “aan gaan.” Als je bij kleuters een liedje aanzet gaat iedereen dansen. Dus in die kleuters zit een fysieke beleving van muziek. Maria Montessori ontwikkelde dan ook lesmaterialen die als doel hebben om leerlingen te introduceren in de formele muziekeducatie. De bellen zijn dus een inleiding tot de formele muziekleer. Op dat punt haak ik dan deels af; ik denk namelijk dat het belangrijk is om leerlingen veel langer in die informele fase te houden. Het octaaf, dat ze bij de bellen leren, is een heel westers uitgangspunt. We hebben nu kinderen uit allerlei culturen met veel meer nadruk op ritme. Waar Montessori’s collega Anna Maccheroni uiteindelijk naartoe werkte is een formele muziekleer en van blad lezen. Ik zou dat breder willen trekken: dat er voor ieder kind ruimte is voor meer informele ontwikkeling en ook uiting van muziek.’

Montessori heeft het ook over het vormende effect van die formele muziekleer.

‘Ik denk dat ik een andere bedoeling met muziekonderwijs heb. Voor mij is het niet te bedoeling om leerlingen bekend te maken in de formele wereld van het muziekonderwijs, om voor te sorteren op allerlei instrumenten. Mijn bedoeling is dat alle jonge mensen in Nederland de zeggingskracht van muziek leren voelen en daar op één of andere manier uiting aan kunnen geven. Ik wil het kind in de wereld helpen door muziek. Mijn bedoeling is om het kind uit te dagen om gemakkelijk met muziek te zijn. Op het moment dat het kind dan denkt: hier wil ik meer mee, kan ik naar mogelijkheden buiten de school verwijzen. In onze school willen we al onze leerlingen bereiken.’

De bedoeling is dus ‘het kind in de wereld helpen door muziek’?

‘Dan trek ik het breder naar de kunsten in het algemeen. Ik denk dat de kunsten ruimte geven aan verbeeldingskracht, maar ook verbeeldingskrachten voeden. Omdat kunst niet over de waarheid gaat, maar om betekenisgeving. Het kan je binnenwereld verrijken, zoals we ook in Leren van Kunst2 duidelijk hebben proberen te maken. Het voedt je vermogen om iets te zien wat er niet is. Wat ik hoop dat jonge mensen meenemen, is het gevoel: ik kan altijd naar binnen toe, naar mijn verbeeldingskracht.’ 

Is de formele muziekleer niet juist nodig om die verbeeldingskracht te helpen ontwikkelen?

‘Ik denk het niet. Omdat je daar zo’n specifieke keuze maakt. Ik denk dat onze huidige leerlingen dat octaaf echt wel kennen. Alle populaire muziek is daarop gebaseerd en onze leerlingen horen allemaal de hele dag muziek. Dat was in de tijd van Montessori nog niet het geval. Het octaaf zit al in het systeem van de Nederlandse jeugd, zonder dat ze dat ooit onderwezen heeft gekregen. Als ik hen vraag om een liedje te maken over bijvoorbeeld Oekraïne dan wacht ik af wat er komt. Daarmee ga ik aan het werk. Ik vind het veel interessanter om aan te sluiten bij wat leerlingen uit zichzelf inbrengen. Dat lijkt dus een andere insteek dan die van Maria Montessori.’

1. Lutke, Suzan (2019), Als de muziek er al is, Uitgeverij Coutinho
2. Potters, Olga & Lutke, Suzan (2018), Leren van Kunst. Ruimte voor en door creativiteit, Uitgeverij Coutinho