Montessoriaanse muziekles: durven, doen en dromen
Tekst: Jaap de Brouwer. Juni 2022
De bellen, natuurlijk kent iedereen in het montessorionderwijs ze. Maar dan? Hoe geef je muziekonderwijs in midden- en bovenbouwgroepen? Hanneke Provily, Peter van der Willik en Judith Geevers, alle drie een achtergrond in de muziek en later montessorileraar geworden, hebben er wel hun ideeën over.
Peter van der Willik volgde de popacademie in Utrecht, gaf daarna muziekles op verschillende scholen, waaronder de montessorischool in Apeldoorn, de school waar hij inmiddels vier jaar werkt. Hanneke Provily volgde het conservatorium en had daarna een eigen muziekschool. Toen haar gevraagd werd het schoolorkest van Montessori Basisschool Houten te begeleiden, rolde ze spontaan het onderwijs in. Het schoolorkest daar in Houten bestaat ondertussen ruim 20 jaar en Provily is er al meer dan 15 jaar leraar. Ook Judith Geevers volgde het conservatorium, speelde naderhand in verschillende orkesten en gaf individuele muziekles aan kinderen. In Rotterdam gaf ze ruim zes jaar muziekles op verschillende scholen, maar nooit op een montessorischool. Bij toeval was haar eerste stage van de pabo op montessorischool Merlijn in Den Bosch, de school waar ze alweer twee jaar werkt.
Muziek is ook een basisvaardigheid
Elk jaar in april wordt het rapport de Staat van het Onderwijs gepresenteerd. Het toont jaarlijks aan hoe het met het onderwijs in Nederland gesteld is en wat we er mee moeten. De kern van de boodschap dit jaar: meer aandacht voor de basisvaardigheden taal, rekenen en burgerschapsvorming. Een klap voor het muziekonderwijs, meent Geevers. ‘Verschrikkelijk, ik krijg er rillingen van: alsof muziek geen basisvaardigheid is! Kijk wat je allemaal leert als je bijvoorbeeld in een fanfare speelt. Bij die kinderen hoef je echt niet aan te komen met extra lessen over burgerschap.’ Van der Willik: ‘Als we focussen op taal, reken en burgerschap worden vakken als muziek weer opzij geschoven, een verschraling van het onderwijs. Een reden temeer ons hard te maken voor algemene muzikale vorming op basisscholen.’
Meer dan playbackshow
In de gesprekken met Van der Willik, Provily en Geevers spat, zo blijkt al snel, de passie er van af: muziek doet er voor hen toe. Hun achtergrond in de muziek nemen ze als vanzelfsprekend mee in hun muzieklessen. Ze vinden het van belang dat kinderen met muziek in aanraking komen, liefst van jongs af aan. Maar ze zien ook problemen: muziek wordt niet altijd als belangrijk ervaren door ouders, stelt Provily vast. Volgens haar neemt de belangstelling voor muziek en muziekles in Nederland steeds meer af. Als voorbeeld haalt ze muzikanten aan die er tijdens de coronacrisis bekaaid vanaf kwamen. Maar ook de werkdruk van leraren is groot, stelt Van der Willik. Daardoor wordt muziek vaak als een extra belasting ervaren. Een vak als muziek wordt dan vaak als eerste weggeschoven, is zijn ervaring. Ook omdat veel leraren moeite hebben om muziekles te geven, vult Geevers aan, ondanks de intrede van (digitale) muziekmethodes. Ze ziet dat muziekles geven met die methodes wel makkelijker wordt, maar niet altijd kwalitatief beter.
Gelukkig zien Van der Willik, Provily en Geevers ook aanknopingspunten en oplossingen. Te beginnen met het dagelijks zingen in de groep. Provily stellig: ‘En dan niet playbacken, maar écht met je groep zingen. Door dagelijks te zingen ben je al heel veel met muziek bezig. Het is vooral een kwestie van er tijd voor maken en het gewoon doen. Met een liedbundel of methode heb je al een geweldige bron aan liedjes waar je uit kunt putten.’ Geevers is het er mee eens: ‘Maar het moet wel goed klinken, dus inzetten op de goede toonhoogte, binnen het bereik van kinderen en niet gaan brommen. Dan klinkt het meteen beter en kunnen de kinderen beter meedoen. Als jij als leraar het goed voorzingt, dan kun je echt al veel bereiken op muzikaal gebied. Maar dat vraagt wel lef.’
De drempel over
Leraren willen wel zingen en muziekles geven, maar durven niet altijd, zien ze alle drie. Ze zeggen dan geen affiniteit met muziek te hebben, geen talent of durven het simpelweg niet. Van der Willik: ‘Maar dat is natuurlijk onzin, iedereen heeft wel iets met muziek. Veel leraren denken op voorhand: ik kan het niet dus ik doe het niet. Dat vind ik op zijn zachtst gezegd bijzonder als je het vergelijkt met wat wij als montessorileraren van kinderen verwachten. Die proberen het gewoon, gaan aan de slag.’
Een van de redenen is het hoge verwachtingspatroon dat leraren zelf van de muziekles hebben, verklaart Van der Willik: ‘Ze denken dat ze op een festival moeten kunnen spelen om muziekles te kunnen geven. Die hoge verwachtingen zorgen voor enorme drempels.’ Hij ziet dat ook als hij collega’s tijdens muzieklessen coacht: ‘Je geeft je bloot, stelt je kwetsbaar op. Ik richt mijn coaching laagdrempelig in. Je hoeft zelf geen instrument te bespelen of een geweldige zanger te zijn. Het gaat er om dat je met muziek aan de slag gaat. Gewoon durven om het te doen.’
Ook Provily hoopt collega’s mee te krijgen om meer muzieklessen te geven in de groep: ‘Het begint met plezier. Kijk naar mijn schoolorkest. Ik gaf laatst een instapcursus blokfluiten aan kinderen. Als ze ook maar iets konden, mochten ze meespelen in het schoolorkest. Als je die kinderen ziet: knalrode koppen van het oefenen! En trots dat ze waren, plezier dat ze hadden. Een ervaring die hen nooit meer afgenomen kan worden. Ik hoop collega’s op deze manier ook te laten zien hoe leuk en waardevol muziekles is voor kinderen.’
Geevers: ‘Laatst nam ik allerlei muziekinstrumenten mee naar mijn middenbouwgroep. We gingen in groepjes aan de slag om samen muziek te componeren. Dat is geweldig om te doen, om te zien wat muziek maken met kinderen doet.’ Het is echter niet elke leraar gegeven, dus moet er nodig wat aan professionalisering gedaan worden, meent Geevers: ‘Het zou mooi zijn als leraren al op pabo’s meer zouden kunnen werken aan hun muzikale vaardigheden, als ze er bijvoorbeeld een instrument zouden kunnen leren bespelen. Dan zouden ze meteen over basisritmes en toonladders leren, niet ingewikkeld maar wel nodig voor hoe een lied aan te pakken of goed met een groep te zingen. Als je wilt dat kinderen aan het eind van de basisschool noten kunnen lezen, begint dat met leraren die daar kennis van hebben. We leren kinderen lezen en rekenen, waarom zouden we hen dan geen noten kunnen leren lezen?’
Vakdocent ja/nee?
Een oude discussie is het: wel of niet inhuren van een aparte muziekdocent. Geevers is er voorstander van: ‘De specifieke kennis die muziekdocenten bezitten, zorgt voor diepgang en uitdaging in de muziekles, liefst twee keer per week. Maar dat is dan wel een uitdaging voor de organisatie, want naast klassikale gymlessen en kosmische lessen zijn twee (extra) lessen muziek nogal een inbreuk op de ononderbroken werktijd en vrije keuze van kinderen.’ Provily ziet daarbij voor- en nadelen: ‘Als je af en toe een vakdocent hebt is het al prima, dan kunnen kinderen bijvoorbeeld intekenen voor een les. Maar anderzijds is het de bedoeling dat jij als leraar die kinderen altijd kunt aansturen: met taal, rekenen, theater of muziek. Op het moment dat die vakdocent er is en kinderen er mee verder willen, krijgt het dan toch geen vervolg tijdens de werkperiode in de groep. Zo bezien wil je muziek dan toch liever een integraal onderdeel van de gehele werkperiode laten zijn.’
Grammatica van muziek
Noten lezen begint met wat Provily ‘de grammatica van muziek’ noemt. ‘Die gaat over het leren van noten, de notatie, hoe noten klinken en hoe je een toonladder maakt. Die grammatica vormt de kern van muziek. Dat is niet veel moeilijker dan leren rekenen.’ De bellen van Montessori vormen hiervoor een mooi uitgangspunt, vindt ze, want het idee daarachter is gebaseerd op die grammatica. Maar daarna houdt het dan ook wel op, zijn Van der Willik, Provily en Geevers het met elkaar eens.
Provily: ‘Voor de midden- en bovenbouw is er te weinig materiaal om hiermee verder te gaan. Denk aan opdrachtkaarten waarin kinderen tonen en toonladders leren sorteren, ordenen en analyseren. Je kunt er namenlesjes mee geven. Ik ben er zelf mee aan de slag gegaan, heb van alles gemaakt op kaarten: noten op nummers, zodat kinderen zelf muziek kunnen spelen met de bellen, kaarten met notennamen om zelfstandig verder te oefenen. steeds vanuit het idee dat leraren en kinderen hier zelf mee aan de slag moeten kunnen.’
Van der Willik herkent het gebrek aan materiaal: ‘Muziekles lijkt vaak afhankelijk van de persoonlijke passie van collega’s. Ik zie het wel voor me: kaarten met opdrachten waar je ook instrumenten voor nodig hebt en die klaar staan in de voorbereide omgeving. Dat helpt leraren om structureler aandacht te besteden aan muziek. Maar alleen meer materiaal lost het niet op: het heeft ook te maken met de ruimte, waar en wanneer kan het?’
Omgeving vol instrumenten
Geevers: ‘Je verrijkt de omgeving door het neerzetten van een keyboard in de klas. Koptelefoon erbij, een aantal opdrachtkaarten en spelen maar.’ Van der Willik: ‘Dat geldt voor alle instrumenten. Ik droom van een piano of basgitaar in de klas: muziekles gekoppeld aan iets dat je koos uit de voorbereide omgeving, net als bij taal of rekenen.’ Dat ziet Provily ook wel zitten: ‘Maar dat vraagt wel wat van je voorbereide omgeving, wellicht zelfs een aparte ruimte voor muziek. Een muziekatelier waar kinderen ook zelf aan de slag kunnen.’
Een ruimte vol instrumenten…, maar gedegen muziekonderwijs vraagt toch ook om een leraar? Van der Willik: ‘Natuurlijk heb je iemand nodig, maar dat kan ook iemand zijn die je de kans geeft om er mee in aanraking te komen, om het zelf uit te zoeken. Als jij als leraar niks doet, dan komen kinderen er zelf ook niet mee. Dus hebben ze materiaal nodig: muziekinstrumenten waar kinderen mee kunnen experimenteren, aangevuld met opdrachtkaarten of een zelfspeelboek.’
Geevers: ‘Kinderen dus vooral de mogelijkheid geven om met muziek in aanraking te komen. Muziek brengt je zoveel meer: doorzettingsvermogen, zelfvertrouwen, verbeelding. Door muziekles zie je ook andere talenten bij kinderen. Dus zorg dat ze interesse ontwikkelen voor muziek en dan zien we wel waar het op uitkomt. Niet iedereen hoeft per se muzikant te worden.’
Denk groot, start klein
De Nederlandse Montessori Vereniging (NMV) onderkent het belang van muziek in de klas door het ondertekenen van het convenant Meer muziek in de klas.1 Van der Willik en Provily nemen deel aan de NMV-ontwerpgroep. Provily: ‘Er zijn genoeg ideeën. We moeten gezamenlijk nadenken over een helder curriculum, met materialen en beschrijvingen voor leraren. We werken aan meer toegankelijk materiaal voor leraren en meer aandacht in de opleidingen voor muziek. Idealiter ontwerpen we iets waar alle montessorischolen mee aan de slag kunnen.’ Van der Willik: ‘Een leerlijn van peuters tot en met de bovenbouw, zodat dus ook de jongste kinderen met muziek in aanraking komen. In de middenbouw aandacht voor algemene muzikale vorming en in de bovenbouw eventueel een muziekinstrument leren bespelen. Toekomstmuziek? Laten we maar eens beginnen met elke dag zingen in de groep, dat zou al geweldig zijn!’
Convenant Meer muziek in de klas
De NMV tekende in 2020 het convenant Meer muziek in de klas. De organisatie achter dit convenant stelt zich als doel om muziek te verankeren in het onderwijs, iets wat de NMV ondersteunt. Joëlle de Groot en Anastasia Dingarten trekken de kar namens de opleiders. De Groot: ‘We hebben een muziekwerkgroep bestaande uit montessorileraren met affiniteit met muziek. Ons doel is professionalisering voor leraren, het opzetten van een curriculum en het ontwerpen van materialen ervoor. We zijn vier keer bijeen geweest, hebben literatuur gelezen en zetten nu een kader op. Het is een puzzel: wat past en wat past niet bij montessori? Wat is er al in huis en wat moet er bij? Er is zo veel mogelijk! Welke didactiek willen we hanteren, hoe kunnen we muziek integreren binnen Kosmische Educatie? Het tekenen van het convenant is een mooie eerste stap muziekonderwijs beter te agenderen.’