Tekst: Jaap de Brouwer | Beeld: iStock

Angeline Lillard doet al meer dan twintig jaar onderzoek naar effectiviteit van het montessorionderwijs: ‘We weten dat in het montessorionderwijs, mits op een goede manier uitgevoerd, de uitkomsten positiever zijn dan in het reguliere onderwijs.’

Angeline Lillard, hoogleraar Psychologie en Ontwikkeling aan de universiteit van Virginia (VS), stond aanvankelijk sceptisch tegenover montessorionderwijs. ‘Ik dacht: natuurlijk zitten er goede kanten aan, maar andere scholen hebben ook goede ideeën over onderwijs. Ik stelde altijd dat een combinatie van al die goede ideeën het beste onderwijs zou opleveren. Maar ik kom uit een montessorigezin; mijn moeder en zussen zijn echte Montessorianen. Inmiddels had ik zelf genoeg onderzoek gelezen dat de basisideeën van Montessori ondersteunde, dat ik besloot om mijn eigen kinderen ook naar een montessorischool te laten gaan. Maar destijds verbaasde ik mij soms over waar mijn kinderen mee thuis kwamen. Dan belde ik met mijn moeder of zussen met de vraag of dat wel bij het montessorionderwijs hoorde.’1 

Het werd Lillard al snel duidelijk dat de school van haar kinderen, naast montessoriprincipes, ook andere onderwijsmethoden toepaste. Voor haar reden om in 2005 haar boek Montessori: the science behind the genius2 te schrijven. ‘Ik wilde leraren laten begrijpen dat er bewijs is voor de basisuitgangspunten van het montessorionderwijs, geen eens van Maria Montessori zelf, maar van tal van andere wetenschappers. Ik wilde leraren het vertrouwen geven dat wat Montessori bedacht heeft werkt, dat je aan haar gedachtegoed niet per se iets hoeft aan te passen of toe te voegen.’ Vertrouwen hebben in Montessori is, volgens Lillard, wel van groot belang: ‘Ik denk dat als je echt vertrouwen in een aanpak hebt, die dan ook werkt. Als je geen vertrouwen hebt in kinderen bijvoorbeeld, kan het zijn dat je denkt dat je hen allemaal opdrachten en taken moet toewijzen. Op individueel niveau kan dat natuurlijk, maar zodra leraren dit soort aanpassingen doen voor de hele groep gaat het mis. Het boek moest leraren bewijs en vertrouwen geven om de ideeën van Montessori zo goed mogelijk in de praktijk te brengen.’

Het is effectief

Flink wat jaren later is er zoveel onderzoek naar effectiviteit van montessorionderwijs geweest dat Lillard wel durft te stellen dat het werkt: ‘Het lijkt erop dat uitkomsten op montessorischolen positiever zijn dan op reguliere scholen. Momenteel leggen we de laatste hand aan een meta-analyse over effectiviteit van montessorionderwijs3. Daarin voegen we studies over het montessorionderwijs samen om de balans op te maken en tot een overzicht te komen. Dat was een enorme zoektocht, startend met meer dan tweeduizend artikelen waarin ‘montessori’ als term naar voren kwam, in alle leeftijdscategorieën, variërend in de manier waarop het montessorionderwijs werd uitgevoerd. Over die verschillen in uitvoering heb ik me weleens verbaasd. Zo zit in onze meta-analyse ook een studie uit Oman, waarin kinderen voor één enkel uur naar een ‘montessori science klas’ gingen, om aansluitend weer les op de ‘reguliere’ manier te krijgen4. In zo’n geval is geen sprake van echt montessorionderwijs, maar het laat wel zien hoe breed en divers het montessorionderwijs geïmplementeerd wordt.’ 

Grote verschillen 

Ondanks deze grote variatie in uitvoering blijkt het montessorionderwijs toch effectief, zegt Lillard: ‘In onze meta-analyse analyseerden we resultaten op het gebied van taal, wiskunde, executieve functies, creativiteit en wereldoriëntatie. Op al deze gebieden blijkt montessorionderwijs effectief te zijn, met steviger bewijs op het gebied van taal en wiskunde. Maar ook voor creativiteit en wereldoriëntatie bleek het effectief, hoewel dit nog wel verder onderzocht moet worden.’

‘Onderzoeksuitkomsten op montessorischolen lijken positiever dan op reguliere scholen’

Toch waarschuwt Lillard dat dit allemaal niet per se betekent dat alles wat we doen in het montessorionderwijs effectief is. ‘Als je specifieker kijkt naar bepaalde studies, zie je dat sommige deelnemende scholen amper materialen gebruiken of dat er geen montessori-opgeleide leraren zijn. Hoe dit de resultaten beïnvloedt, is vaak onduidelijk. En gevonden resultaten in dit soort studies kunnen ook nog veroorzaakt zijn door iets anders dan de manier waarop het montessorionderwijs wordt uitgevoerd. Denk bijvoorbeeld aan de doelgroep die de montessorischolen bezoekt, vaak kinderen van hoog­opgeleide ouders. Wellicht weten we nu dat het montessorionderwijs effectief is, maar het is nog altijd lastig te bepalen wat het montessorionderwijs effectief maakt.’  

Het werkt, mits…

En dus heeft Lillard nog wat overdenkingen als het aankomt op die effectiviteit: ‘Het is echt het onderzoeken waard om de gevonden resultaten in onze meta-analyse nader te verklaren. Dat kan alleen als we de manier waarop het montessorionderwijs wordt uitgevoerd, laten meewegen in de gevonden resultaten. Tenslotte kan elke school zich ‘montessori’ noemen, er zijn geen restricties op dat gebied. Maar zou het kunnen dat montessorischolen die de methode strikt implementeren, betere resultaten halen dan scholen die dat in mindere maten doen? Een mooi voorbeeld hebben jullie in Nederland, waar kinderen pas vanaf vier jaar in een onderbouwgroep terecht kunnen. Volgens sommigen is een onderbouwgroep met drie- tot en met zesjarigen cruciaal. Maar zouden de resultaten anders zijn in een vier- tot en met zesjarige groep? Dat zouden we verder moeten onderzoeken.’

Dat is precies wat Lillard en haar collega’s momenteel doen. ‘We onderzoeken 450 kinderen, van 24 publieke montessori- en reguliere onderbouwgroepen in de Verenigde Staten. De kinderen zijn via loting toegewezen aan een montessori- of reguliere school. Op basis van door ons bepaalde criteria hebben we de montessori­scholen ingedeeld in een hoge, gemiddelde en lage mate van implementatie. Bij die indeling hebben we gekeken naar de toepassing van allerlei montessoriprincipes. We verzamelen de data van zowel cognitieve als niet-cognitieve resultaten, over meerdere jaren. Het duurt nog even voordat we dit onderzoek af hebben, maar hopelijk geeft het meer inzicht in de vraag of en hoe  de uitvoering van montessorionderwijs van invloed is op bepaalde resultaten.’

Hoe meer, hoe beter

Voor Lillard kan er niet genoeg onderzoek naar montessorionderwijs gedaan worden. ‘Hoe meer, hoe beter. Onderzoek kan namelijk op veel manieren bijdragen aan het verbeteren en toegankelijker maken van montessorionderwijs.’ 93 procent van de montessori­cholen wereldwijd is een privéschool en daardoor niet voor elk kind toegankelijk, weten we uit recent onderzoek5. Vaak heeft dat ook met specifiek het onderwijs­beleid van de overheid in landen te maken, overheden die montessorischolen niet toestaan in het publieke onderwijsbestel bijvoorbeeld. ‘Als we via onderzoek kunnen aantonen dat montessorionderwijs effectief is, kunnen we beleidsmakers allicht beter overtuigen dat dit onderwijs toegankelijker moet worden voor alle kinderen. Dat montessorionderwijs thuishoort in het publieke domein, zoals jullie dat in Nederland hebben. Maar onderzoek inspireert ook weer andere onderzoekers. Ik hoor steeds vaker collega-onderzoekers zeggen: montessori, dat is het onderzoeken waard. Zo wordt ons onderwijs steeds meer mainstream.’ Maar ook hier heeft Lillard haar overdenkingen: ‘Als meer mensen zich bezighouden met onderzoek naar montessorionderwijs, moeten we nog waakzamer zijn voor de manier waarop dergelijk onderzoek uitgevoerd wordt. De meeste onderzoekers zijn immers niet ingewijd in de montessoritheorie en zullen dus ook niet snel het verschil merken tussen goed en minder goed geïmplementeerd, terwijl ik denk dat dit wel degelijk invloed heeft op de uitkomsten van onderzoek.’ 

‘Hoe meer onderzoek naar montessorionderwijs, hoe beter’

Rooskleurige toekomst

‘Ondanks het vele werk dat al verricht is, zijn we nog niet klaar. Alles wat we tot nu toe te weten zijn gekomen, suggereert dat het montessorionderwijs effectiever bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen dan andere onderwijsconcepten. Ik denk dat montessorionderwijs zich meer en meer gaat verspreiden, dat het toegankelijker wordt voor alle kinderen. Maar er is nog een hoop werk aan de winkel om hoogwaardig montessorionderwijs toegankelijk te maken voor alle kinderen.’ Zelf zit Lillard ook niet stil. Ze oriënteert zich op het schrijven van een nieuw boek. ‘Sinds 2005 is er zoveel onderzoek verricht, dat ik denk dat het tijd wordt om een nieuw boek te schrijven. Ik hoop daarmee leraren te inspireren om goed montessorionderwijs te kunnen geven. Want wanneer het goed wordt uitgevoerd, werkt het echt voor alle kinderen. Mijn oproep is dan ook: pas het niet te veel aan, tenzij er echt bewijs is voor een werkende aanpassing. We hebben al zoveel goeds in huis, dat het vaak niet echt nodig is om daar iets aan toe te voegen.’  

Bronnen:
1. Lees meer over Angeline Lillards’s Montessori verhaal in: Brouwer J. de, Sins P. (eds.) (2022), Perspectives on Montessori. Saxion Progressive Education University Pres
2. Lillard, A. S. (2005), Montessori: The science behind the genius. Oxford University Press.
3. Zie voor een posterpresentatie van de eerste resultaten van de meta-analyse: https://aera22-aera.ipostersessions.com/?s=33-81-6B-A6-E0-F8-D5-0D-7E-51-D0-FF-61-D7-C3-39
4. Alburaidi, A., & Ambusaidi, A. (2019). The Impact of Using Activities Based on the Montessori Approach in Science in the Academic Achievement of Fourth Grade Students. International Journal of Instruction, 12(2), 695-708. https://doi.org/10.29333/iji.2019.12244a
5. Debs, M., de Brouwer, J., Murray, A. K., Lawrence, L., Tyne, M., & von der Wehl, C. (2022). Global Diffusion of Montessori Schools: A Report From the 2022 Global Montessori Census. Journal of Montessori Research, 8(2), 1-15.