Tekst: Paul Op Heij | Beeld: Merlijn Doomernik

De cabaretier en de leraar hebben veel gemeen, meent Micha Wertheim. Ze beoefenen beiden een ambacht en moeten in feite zelf bepalen wat kwaliteit is. Hij kijkt positief terug op zijn jaren op een montessorischool, maar heeft zijn mening inmiddels toch wel bijgesteld. ‘Kinderen kunnen veel, jazeker, maar het is juist de verantwoordelijkheid van volwassenen om er heel veel in te stoppen.’

In Maarsbergen bij Utrecht op de dorpsschool had hij een lerares die pedagogiek had gestudeerd. Zij merkte op dat hij slecht in spelling was en moeilijk kon schrijven in vergelijking tot zijn denkkracht. Zijn beide ouders hadden psychologie gestudeerd, gingen zich erin verdiepen en zo werd bij hem dyslexie geconstateerd – ‘een van de eersten in Nederland’, alsof hij er een trofee mee won. Telkens wanneer hij naar een volgende klas mocht, moest er een bijsluiter mee en veel leraren konden het maar moeilijk geloven. Toen hij naar de middelbare school ging, waren er zelfs geen scholen in de buurt die hem, hij met die bijsluiter, wilden aannemen. De enige school die het met hem wilde proberen, was het Jordan Montessori Lyceum in Zeist  – ‘anders was het LTS geworden’. 

Micha Wertheim behaalde op het ‘Herman Jordan’ zijn middelbareschooldiploma, werkte als goochelleraar op een Amerikaans zomerkamp, ging Cultuur- en Wetenschapsstudies studeren aan de Universiteit Maastricht, werkte een tijd in een kibboets en woonde in Jeruzalem. In 1998 studeerde hij in Maastricht af, verhuisde naar Amsterdam en kon daar vrijwel direct aan de slag bij stand-up gezelschap Comedytrain. Voor VPRO-radio De Avonden ging hij radiodocumentaires maken en een paar jaren later won hij de jury- en publieksprijs van het Leids Cabaret Festival. Om sindsdien elke twee jaar of zelfs jaarlijks met een nieuwe voorstelling door het land te toeren, met zakelijke titels als Micha Wertheim voor beginners (2004), …voor gevorderden (2006), Micha Wertheim voor de zoveelste keer (2010) en Micha Wertheim voor alle duidelijkheid (2019). Allemaal niet het gebruikelijk cabaret, maar verrassende vormexperimenten, zoals Micha Wertheim ergens anders (2016), waarbij hij zelf niet eens aanwezig was, en Micha voor heel even (2022) waarin hij op het podium niet tegen het publiek spreekt maar het ene telefoongesprek aan het andere rijgt. Eind dit jaar verzorgt hij de oudejaarsconference Micha Wertheim voor twaalven.1

‘Ik kon zelf bepalen hoe ik de dingen deed, wat in verband met mijn dyslexie fijn was’

Herman Jordan Lyceum

Wat hij op het Jordan Montessori Lyceum vooral heerlijk vond, vertelt hij, was dat ze er een bibliotheek hadden en stilte uren, waar je in je eentje en in je eigen ritme kon werken. ‘Je kon zelf bepalen hoe je de dingen deed, wat in verband met mijn dyslexie fijn was. Ik kon extra aandacht besteden aan zaken die ik moeilijk vond en zaken die ik makkelijk vond, kon ik snel afhandelen. En ik merkte dat ik, ondanks mijn dyslexie, taal eigenlijk het allerleukste vond. Ik kreeg veel bijlessen en het ging zeker niet altijd makkelijk, maar toch lees ik graag. Maar ik heb altijd het meest opgevangen van een bevlogen leraar die een verhaal vertelt, zoals mijn leraar Engels, Gerrit van Aken, hij die misschien wel het meest klassikaal lesgaf. Ik denk dat hij me het meest gevormd heeft. Hij heeft me ook laten ervaren hoe leuk literatuur is.’

Bevlogen pedagogen

Hij noemt het Jordan Montessori Lyceum van die tijd een strak geleide school. Hij was er zich toen al van bewust dat het een school was die niet dogmatisch met het montessori erfgoed omging, zegt hij: ‘Er werkte een stel bevlogen pedagogen.’ Hij herinnert zich dat de regels op school in de loop der jaren werden aangepast, voortschrijdend inzicht: het stilte uur bijvoorbeeld werd verplicht. ‘Rector Paulo Kalmijn bevorderde in zijn team het vragen stellen over het te geven onderwijs. ‘Daar waar veel scholen gewoon onderwijs geven, dacht men op het Jordan echt na over wat, hoe en waarom. Ik denk dat dat het verschil maakt, als leraren er bewust over nadenken wat ze aan het doen zijn. Het was beslist geen school waar alles vanzelf ging. Er zaten immers ook kinderen van andere montessorischolen in mijn klas met flinke leerachterstanden. Ja, dat zag ik toen ook al: dat montessori niet voor iedereen ideaal is, omdat leerlingen er ook makkelijk de zaak kunnen bedonderden. Het was een school waar je flink door de mand kon vallen, door lang de indruk te wekken dat het goed gaat. Kijk, ik ben uiteindelijk ook zelfstandig ondernemer geworden, ik heb het altijd fijn gevonden om zelf de baas te zijn en ik heb altijd genoten van de verantwoordelijkheid die ik kreeg. Ik heb het met mijn dyslexie zeker niet gemakkelijk gehad, heb altijd veel moeten ploeteren, nee het was zeker niet eenvoudig om mijn diploma te halen.’

‘Ik denk dat dat het verschil maakt, als leraren er bewust over nadenken wat ze aan het doen zijn’

Voor alle Duidelijkheid

Op Universiteit Maastricht – waar hij in 1998 afstudeerde op het reismotief bij schrijver Franz Kafka, werd ook een vorm van montessorionderwijs gegeven, vertelt hij. ‘Een vorm van projectgestuurd onderwijs, een beetje hetzelfde idee dus, maar daaraan merkte je toch al snel dat het stiekem ook een bezuinigingsmaatregel was, om studenten zelfstandig te laten leren.’ Maar ook op de universiteit merkte hij dat dat waar hij echt iets van leerde, vooral de colleges waren, ‘het contact met docenten, mensen die ouder waren dan ik, met meer levenservaring en meer kennis.’ Hij zegt er niet van overtuigd te zijn dat kinderen en jongeren zichzelf zoveel kunnen leren. ‘Ik was er eigenlijk ook niet echt geschikt voor. Ik wil wel verantwoordelijkheid en als ik iets al snap iets anders mogen gaan doen, maar ik heb ook altijd behoefte gehad aan klassikaal onderwijs.’

In zijn cabaretprogramma Micha Wertheim voor alle duidelijkheid (2019) heeft hij het op een bepaald moment ook over de tijd vóór alle duidelijkheid – die liefde voor taal, de kinderbeleving voor de volwassenwording en, zoals hij het noemt, ‘een muur van levenservaring en kennis’ die alle schoonheid en avontuur aan het zicht onttrekt, gewoon omdat in de kinderblik nog bijna alles mogelijk is, als je nog weinig weet. Wertheim daarover: ‘Kijk, ik ben geen gedragswetenschapper en geen pedagoog, maar het is altijd een spanningsveld natuurlijk. Dat fantasie alleen maar mooi zou zijn, is een romantisering. Ik denk dat het soms ook heel eng moet zijn voor kinderen om zoveel dingen niet te snappen en voortdurend rekening te moeten houden met dat alles nog mogelijk is. Het is Romantiek versus Verlichting. We hebben ook de literatuur en de kunst om onze blik een beetje open te houden en ik denk zeker wel eens dat kinderen daarin veel verder zijn dan volwassenen. En dat wordt natuurlijk vaak onderschat door hermetisch onderwijs te geven. Op de Alan Turing school van mijn kinderen worden teksten regelmatig opnieuw gelezen – telkens als je een tekst opnieuw leest, kan je er immers iets anders uit halen. Dat geldt niet alleen voor de bijbel. Ik denk dat je niet moet onderschatten hoe kinderen in staat zijn er toch wel van alles bij te verzinnen. En dat dit misschien ook wel een reden is waarom ik er van teruggekomen ben dat kinderen zichzelf zoveel kunnen leren. Dat vanzelf leren, dat gaat toch wel, want dat gaat namelijk vanzelf.’

Bij de kladden pakken

In onderwijs, juist in onderwijs, zegt hij, is het heel belangrijk dat je kinderen een raamwerk van kennis meegeeft. Om dat wat niet vanzelf gaat, er ook aan toe te kunnen voegen, door kinderen ‘bij hun kladden te pakken’. Hij koppelt zijn montessoriachtergrond dan ook niet per se aan de creativiteit die hij nodig heeft voor zijn vak als cabaretier, als kinderboekenschrijver2, columnist3 en radiomaker. ‘Ik denk eerder dat creativiteit gedijd bij duidelijke grenzen en afspraken. Dat geldt voor theater, dat geldt voor alle kunstvormen. Dat is, denk ik, ook de reden dat het Stedelijk Museum in Amsterdam een totaal ondraaglijke plek is geworden, omdat veel van de kunstenaars die daar exposeren helemaal niet meer weten hoe je een goed schilderij maakt. Omdat ze alles mogen doen en zo vrij zijn dat er helemaal geen grenzen meer bestaan. Dat zie ik ook in het onderwijs te vaak als een excuus: oh wat zijn het toch leuke kinderen en wat kunnen ze toch veel zelf! Nee, je moet kinderen veel willen leren, want leren is kinderen gereedschap geven voor het leven. Kinderen kunnen veel, jazeker, maar het is juist de verantwoordelijkheid van volwassenen om er heel veel in te stoppen.’

‘Kijk ik heb een universitaire cultuurstudie gedaan en ik merk dat veel makers en kunstenaars de kunstgeschiedenis niet kennen, niet bekend zijn met literatuurgeschiedenis, met interpretatie en filosofie. Op veel kunstzinnige opleidingen geldt: ga maar meteen iets maken, ga je creativiteit maar uiten. Dat vind ik een misvatting over creativiteit die naar mijn mening de kunst in Nederland de afgelopen veertig jaar behoorlijk beschadigd heeft. Dat romantische idee dat iedereen het kan, dat overdreven democratische, dat iedereen een maker zou zijn, daar geloof ik niet zo in. Ik geloof in kennis en opleiding. Een van de meest waardevolle momenten uit mijn studie was mijn hoogleraar geschiedenis die op een vraag van mij zei dat het best een goede vraag was, maar dat ik nog niet ver genoeg was om een antwoord erop te kunnen begrijpen. Ik moest eerst maar eens die en die boeken lezen en dan zou hij me over twee jaar wel weer eens spreken.’ 

Vocabulaire opbouwen

Volgens Micha Wertheim zijn hedendaagse ideeën over creativiteit gebaseerd op een vergissing. Ze zijn een reactie op de jaren vijftig, zegt hij, toen er helemaal niet geknuffeld werd en afwijkend gedrag meteen werd gecorrigeerd. Die reactie is al decennia doorgeslagen, meent hij, naar de misvatting dat je creativiteit moet ontwikkelen. ‘Creativiteit is nou net het enige dat je niet hoeft te ontwikkelen, want dat heb je of heb je niet. Het gaat om discipline aanleren, structuren leren doorzien, vocabulaire opbouwen, waardoor je met iemand kunt praten over hoe je iets maakt. Op gevoel kun je ook geen goede wiskundige zijn, je zult moeten snappen hoe wiskunde werkt.’

Een van de redenen waarom hij cabaret zo interessant vindt, is dat je gewoon goede grappen moet maken, zegt hij. ‘Cabaret is een ambacht. Je kunt je niet verschuilen achter: ja het was echt wel goed, maar ze snapten het niet. Als theatermaker moet je iets kunnen en iets willen geven. Dat geldt ook voor een leraar. En ik heb altijd gemerkt dat de leraren die niet per se sympathiek gevonden wilden worden, meestal interessanter waren. Die herinner ik me ook beter dan de leraren die aardig gevonden wilden worden. In mijn tijd hadden die vaak ook relaties met meisjes in de klas – dat werd in die tijd allemaal normaal gevonden. De hele gedachte dat je als leraar iets van leerlingen wil, is al een misvatting. Ik vind mooi aan de Alan Turing School van mijn kinderen dat ze gewoon zeggen dat de leraar en niet de leerling centraal staat. Dat betekent dat de leraar gewoon zijn werk doet en dat de kinderen moeten opletten. Altijd die verhalen dat kinderen zulke leuke kinderen zijn, oké, maar dat is gewoon zo, daar hoef je niets aan te doen, dat is al zo. Ik denk dat iedere ouder op een gegeven moment tot de conclusie komt niks te zeggen te hebben over het karakter van zijn kind, maar dat ze dat karakter wel zoveel mogelijk gereedschap moeten aanreiken, te zorgen dat het kind kan denken, rekenen, lezen, schrijven, besef heeft van geschiedenis. Gewoon herhalen en leren en je merkt dat kinderen daarop aanslaan, dat is mijn ervaring.’

Toen hij een school voor zijn kinderen moest vinden, in Amsterdam, moest hij dat vanwege alle wachtlijsten al voor hun derde beslissen, ‘als je helemaal nog niet kunt inschatten of ze montessori zijn’. Hij had er nooit zo over nagedacht, maar hij en zijn vriendin beseften toen hoe bizar dat eigenlijk is. ‘We woonden tegenover een grote montessorischool. Mij leek het wel leuk en ik hoorde ook wel goede verhalen, maar de broertjes en zusjes moesten er allemaal heen, dus die school was vol. Toen kwamen onze kinderen terecht op een school die geïnspireerd was door Reggio Emilia, Italiaans tijdgenoot van Maria Montessori, die sterk inzette op kunstonderwijs. Best interessant, maar ik merkte geleidelijk dat er geen duidelijke opvattingen waren over hoe kinderen iets te leren. Nu zitten onze kinderen op een school die extreem klassikaal is. Kinderen zitten in rijen en niet in groepjes, vanuit de gedachte dat je kinderen bij de hand moet nemen en ze steeds dingen laat herhalen, veel laat samendoen en heel veel kennis meegeeft, waardoor ook de creativiteit kan bloeien, want natuurlijk krijgt ook die de ruimte. Er zijn mooie maakopdrachten waar ze mee thuis komen. Het is geen drillen maar rust, regelmaat en ambitie, en zo ontstaat ruimte en concentratie om echt iets moois te maken. Ik moet zeggen dat ik zwaar onder de indruk ben van wat ze daar allemaal leren. Ja ook op de Alan Turing School werken bevlogen pedagogen, want dat staat voorop.’ 

Homogene scholen

Wertheim zegt dat hij toe moet geven dat hij teruggekomen is van hoe hij dacht toen hij nog een jonge ouder was: ‘goh wat leuk dat kinderen in groepjes zitten en met elkaar mogen werken.’ Nu realiseert hij zich, zegt hij, dat het ooit goed gewerkt zal hebben op homogene scholen in de tijd dat Maria Montessori het bedacht, maar op heel gemengde scholen is het geen vanzelfsprekendheid, denkt hij. ‘Het idee dat de slimmere kinderen de minder slimme helpen, is volgens mij romantisch. Ik denk dat het op gemengdere scholen makkelijker is als de leraar gewoon bepaalt wat er gebeurt en dat je je niet de hele tijd hoeft te verhouden tot andere kinderen. Ik moet er dan wel bij zeggen dat ik in Maarsbergen niet op een montessori lagere school heb gezeten, omdat die daar gewoon niet was. In zo’n dorpsschooltje zit alles bij elkaar en dan is socialiseren belangrijk. Waarmee ik niet wil zeggen dat kinderen het bij klassikaal onderwijs per se makkelijker hebben, maar ik denk dat dat ook niet uitmaakt voor slimmere of minder slimme kinderen, ze kunnen even kwetsbaar zijn. Ik heb ook in de VS op school gezeten. Waarom ik ook ben gaan twijfelen aan montessori is het idee dat kinderen op zo’n school soms wel drie jaar dezelfde docent hebben. Dat vind ik echt krankzinnig, want als het niet klikt met de docent dan zitten ze wel drie jaar met elkaar opgescheept. Ik denk dat je altijd meer hebt aan variatie en afwisseling: één leraar waar je een beetje bang voor bent, één bij wie je alles kunt maken en één die heel lief is en toch streng.’

Op alle scholen waar hij met zijn kinderen is geweest, zegt hij, werd ook gezegd dat ze het kind centraal stelden en dat kinderen van alles zelf mochten uitzoeken. ‘Ik vind het natuurlijk ook wel mooi als kinderen zichzelf en elkaar veel kunnen leren, maar dat gaat dus vanzelf, daar hoeven wij ons niet druk om te maken. Het zijn allemaal vanzelfsprekendheden die zo benadrukt worden! Er is ook een angst om gewoon te zeggen dat kinderen iets moeten leren en kunnen. Er zit een raar probleem bij veel progressieve linkse mensen, dat zag je ook bij die serie Klassen, bij een bezoek aan een school in Engeland waar leerlingen keurig in de banken zaten. Dan klinken hier in Nederland al snel vragen of die leerlingen wel gelukkig zijn en of ze wel eens zelf iets mogen bepalen. Daar word ik wel eens moe van, dat kinderen zelf mogen leren hoe ze met hun telefoon om moeten gaan en dat alles in overleg moet. Ach die mobiele telefoons op school, één van de weinige onderwerpen waar ik echt geëngageerd over ben, uit eigenbelang natuurlijk. De kanarie in de kolenmijn, die mij erg actief maakt. Ik ben erg voor inspraakorganen voor leerlingen op school, maar niet dat leraren er naar luisteren. Natuurlijk moeten leerlingen zich leren verwoorden, maar ze blijven wel leerlingen. Hoe ouder ik word, hoe minder geduld ik er voor heb. En ik heb ook echt spijt van dat ook ikzelf niet veel meer geleerd heb op school. Ik had veel meer kunnen leren, als ik maar meer bij de hand was genomen. Een kind kan nog niet weten wat belangrijk is, daar zijn volwassenen voor. Het is bovendien onzin om te denken dat kinderen die minder goed kunnen leren, last zouden krijgen van meer kennis en begeleiding. Integendeel die zouden er het meeste profijt van hebben.’

Paulien Cornelisse

Nu ik Micha Wertheim toch spreek, wil ik het natuurlijk ook met hem hebben over de paradox van het stichten door te ontregelen en die van het oplichten dat verheffen wordt. Maar je kunt pas ontregelen als er regels zijn, werpt hij direct tegen. ‘Ik wil mensen met mijn cabaret gewoon een leuke interessante avond bezorgen die de moeite waard is, een vrijplaats van beslommeringen. Ik wil mensen niet geven wat ze verwachten. Als ik met mijn kinderen aan een nieuw boek begin met voorlezen, willen ze weten wat voor boek het is en waar het over gaat. Nou dat weten we niet, zeg ik dan, dat gaan we dus nu ontdekken, dat is het avontuur dat we aangaan. Het is ook de angst bij theaterprogrammeurs en recensenten, of het wel leuk genoeg zal worden voor een groot publiek. Ik geloof daar helemaal niet in. Ik geloof ook niet in een groot of klein publiek. Ik geloof als een publiek bij mij in de zaal zit en het let op, dat het dan cabaret voor iedereen is. Het enige wat telt is of wat ik breng goed is. Intelligentie heeft niets te maken met het niveau van je opleiding. Iemand die goed kan leren, is niet per se iemand die een verhaal goed kan begrijpen en mensen die altijd met hun handen werken, kunnen net zo goed gegrepen worden door een goed verhaal en geïnteresseerd zijn in geschiedenis.’

Wat hij bedoelt met het woord oplichten is dat hij tegen het idee is als zou de kunstenaar iemand zijn die iets spiritueel groters te bieden heeft. ‘Natuurlijk zijn er mensen die dat denken, die menen aangeraakt te worden door iets groters, maar volgens mij ben je als maker niets anders dan een ambachtsman. Daarom moet een kunstopleiding voor mij een ambachtsopleiding zijn waar je iets leert te maken. Want pas als je weet wat de standaardtechnieken zijn dan kan je gaan variëren. Denken dat je creatief kunt zijn zonder standaarden te beheersen is onzin. Hans Teeuwen, een van de meest radicale vernieuwers in mijn genre, is een heel goed onderlegde jongen die de geschiedenis van theater en literatuur kent en snapt. Hij loopt er niet mee te koop, hetzelfde geldt voor Theo Maassen, Katinka Polderman en Paulien Cornelisse, een van de meest belezen mensen die ik ken. De columns die zij schrijft op de voorpagina van de Volkskrant zijn niet zomaar een beetje vrij associëren, maar komen voort uit een ongelooflijke kennis van zaken. Dat bedoel ik met het woord oplichten of oplichter. Natuurlijk ik vind je woordspeling mooi hoor, maar de kunstenaar is een ambachtsman en die creativiteit is het enige wat je zo iemand niet hoeft te leren. En zonder achtergrond kun je bepaalde dingen gewoon niet begrijpen, dat heeft niets met elitair te maken. Sommige Amerikaanse Hiphop vind ik bijvoorbeeld razend interessant, maar ik ken de referenties niet, kan er dus niet van zeggen of het goed is of niet, ik kan er gewoon niet over meepraten. Zodra je iets van waarde maakt, kan dus niet iedereen het snappen.’ 

Cabaret als vrijplaats

Vindt hij cabaret nu een vrijplaats voor een avondje los van zorgen of is hij als cabaretier toch een geëngageerde jongen, ook al wil hij dat van zichzelf niet weten? ‘Hoe kun je als mens niet geëngageerd zijn?’, werpt hij alweer direct iets tegen. ‘Engagement, dat is ook weer zo’n haast religieus sausje over theater en andere kunst. Het is makkelijk om de indruk te wekken dat je geëngageerd bent, echt niet zo ingewikkeld om tegen een oorlog te zijn. Maar een goede voorstelling is in feite niets anders dan een stuk deugdelijk gereedschap: ik geef het publiek een boor en zij moeten er mee gaan boren, of door iemands hoofd, immoreel, of om een fatsoenlijk bed mee in elkaar te zetten – dat is aan hen. Maar als het een boor is waar je maar één ding mee kan, dan is het geen interessante of een hele slechte. Ik vind kunst goede kunst als ik in het publiek aangezet wordt en mee moet doen. Ik ga er daarom van uit dat mijn publiek aan staat en oplet en als mensen dat ontregelen willen noemen, vind ik het prima, als het daarmee tegenover amusement komt te staan dat je het idee geeft van: he wat fijn, ik snap alles, net als bij porno, dat alles aansluit op wat er al is. Je brengt cabaret misschien als amusement, maar doet er uiteindelijk toch iets anders mee.’

En of hij een cabaretier is die een zaal kan beheersen? Of moet je als cabaretier dezelfde openheid hebben als je publiek? ‘Dan kom ik toch weer terug bij het onderwijs. Ik kom iets geven, wat dat betreft is een cabaretier ook een docent, en ik weet dat wat ik kom brengen de moeite waard is. En ik weet ook dat er altijd wel iemand in de zaal is die het niet zal interesseren, maar dat is geen ramp, want dan kan die ondertussen lekker aan iets anders denken. Het is eigenlijk hetzelfde als de leraar centraal stellen: als de leraar iets brengt dat echt goed is, hoeft er bij wijze van spreken maar één iemand te zijn die het goed vindt. Maar ik speel ook met een zaal en het helpt uiteraard als ik de meeste mensen meekrijg, want anders ontstaan er krachten die tegen mij werken, waardoor ik mijn ding niet meer kan doen. Maar goed, dat is weer dat ambacht, dus daar moet je over nadenken en aan werken. Als je een verhaal schrijft dat goed is, moet je er ook voor zorgen dat het lekker leest, dat er geen spelfouten in staan en dat het lettertype goed is.’

Eigen kwaliteitsstandaard

Zegt hij daarmee iets wat je tegenwoordig nog maar weinig hoort in het onderwijs, namelijk dat een docent van zichzelf uit moet gaan, zijn of haar eigen kwaliteitsstandaard moet durven zijn? Jazeker, weet Micha Wertheim, ‘maar niet om jezelf te bevredigen’. ‘Ik ga uit van mezelf om te bepalen wat ik wil geven. Dus nooit een voorstelling maken die je zelf niet interessant zou vinden. Ik kan dat überhaupt niet, zoals reclamemensen dat kunnen: goed iets kunnen maken wat ze zelfs niet willen, maar wat wel werkt en verkoopt. Dat talent heb ik niet en het interesseert me ook niet heel erg. Ik denk dat goede leraren niet op zoek zijn naar de populariteitsprijs. Ik denk zelfs dat een enigszins onberekenbare leraar, bij wie je voortdurend op moet letten omdat hij onverwachte dingen kan doen, minder erg is dan een leraar die steeds bezig is met de waardering van leerlingen krijgen. Je liefde zul je als leraar ergens anders vandaan moeten halen. De ouders hoeven je ook niet aardig te vinden. Ik snap dat er tegenwoordig ingewikkelde situaties zijn, ook ten opzichte van de schoolleiding, maar het moet zo zijn dat ouders die je bijvoorbeeld de les willen lezen over hoe je moet omgaan met de Lentekriebels, dat je als leraar en als school dan gewoon zegt: ja dat weten we. Maar het probleem daarbij is vaak, ook bij die Lentekriebels, dat het weer een extern bureau is dat bedacht heeft hoe om te gaan met Lentekriebels.’

Het zou eigenlijk zo moeten zijn dat iedere school zelf een curriculum heeft, vindt hij, dat niet ieder jaar weer veranderd hoeft te worden. Want waarom zou ook het Boekenweekthema ieder jaar weer anders moeten zijn, vraagt hij zich af. ‘Mijn kinderen zijn maar één keer 7, 8 of 9. Van mij mag die leraar zelfs ieder jaar hetzelfde doen, als hij er maar plezier in heeft. Moet hij een waanzinnige boomhut gaan doen, omdat het CPNB dat wil? Ik vind het doodeng dat leraren in een enveloppe krijgen wat ze komend schooljaar gaan behandelen. Het is prima dat je als leraar ergens terecht kan, voor advies of materiaal, maar leraren en school bepalen wat er behandeld wordt, dat hebben ook ouders te accepteren. Die mogen dan thuis gerust nog tegen de kinderen zeggen dat god de wereld geschapen heeft, moeten ze vooral doen, maar dat staat los van school.’

Totalitaire samenleving

Hij heeft wel eens gezegd dat zijn grootste angst is dat er weer een totalitaire samenleving ontstaat. ‘Ik ben zelfs wel eens bang dat het al te laat is om dat te voorkomen, maar dan zit ik in de rol van oude verbitterde man. En dan bedoel ik met totalitaire samenleving dat het denken en de macht van de dommen leidend en overheersend worden. Want ook dat hele idee van creativiteit is weer niets anders dan lekker je gevoel volgen. Natuurlijk moet de canon wel eens aangepast naar nieuwe inzichten, maar je moet ook oppassen dat je niet bij een soort relativisme uitkomt. Het is nog steeds heel belangrijk om te leren over de 17e eeuw en over de Tweede Wereldoorlog, gewoon omdat het belangrijke delen van ons referentiekader zijn. Dat denk ik misschien ook wel als Jood – ik vind het ook helemaal niet zo erg om een beetje buiten de groep te vallen. Ik kom uit een dorp waar op school nooit de joodse feesten waar ik mee opgroeide, werden gevierd – begrijp me goed dat ik het leuk vind dat op scholen het Suikerfeest wordt gevierd, maar ik heb daar echt geen trauma van. Dat deden wij thuis en de anderen waren elders en daardoor voelde ik ons juist bijzonder. Kon ik zeggen tegen mijn vriendjes wat wij deden, kwamen ze kijken, oh jeetje! Tegenwoordig willen we op scholen echt alles doen; hoe minder hooi ze op de vork zouden nemen, hoe beter ze dingen zouden doen.’

Hij heeft in een kibboets geleefd, heeft in Israël gewoond, was hij niet gevraagd voor die tv-serie Het beloofde land van Coen Verbraak? Ja hij werd gevraagd om er aan mee te werken, zegt hij, maar hij hoefde er niet per se in – hoewel hij het uiteindelijk een prima documentaireserie vond. ‘Ik heb al mijn eigen platform. Ik hoef niet per se steeds op de televisie om over van alles mijn mening te geven. Ik ben trouwens ook een beetje wantrouwend naar het idee dat bekende mensen altijd interessantere dingen te melden zouden hebben. Mijn broer heeft bijvoorbeeld meer interessante dingen te melden over Israël dan ik, maar hem wordt er niet naar gevraagd, omdat hij niet op tv komt – hij schrijft er wel over. Almaar die bekende mensen aan het woord, vind ik ook een stap richting totalitaire samenleving. Jij hebt me overgehaald aan dit interview mee te doen, omdat je zo aandrong, maar waarom moest je per se mij vragen? Ik hoop heel erg dat je ook eens een onbekende internist vraagt die op een montessorischool zat. Maar goed, ik heb overal wel iets over te zeuren hoor. Ik herinner me nu trouwens weer waarom ik ja tegen je heb gezegd, namelijk dat in Amsterdam montessorischolen vonden dat je montessori lagere school moest hebben gehad om op een montessori middelbare school te kunnen komen. Dat vond ik een heel nare manier om witte scholen wit te houden, ook al snap ik dat montessori misschien gebaat is bij homogeen te zijn. Maar dat is inmiddels afgeschaft, goddank.’

Bronnen:
1. Via michawertheim.nl kom je op de site van het Micha Wertheim Genootschap
2. Kinderboeken als De Familie Decibel en Hoe Lima een lekke band kreeg, met luisterliedjes erbij, Uitgeverij Harmonie.
3. VPRO radioprogramma OVT, waarvoor hij onder andere een column schreef en uitsprak over zijn ervaringen met dyslexie op het Jordan Montessori Lyceum.