Tekst: Paul Op Heij

Ze studeerde Nederlands, was onderwijzeres, schreef leesmethodes en kinderboeken. En is al ruim 25 jaar (leraren-)opleider. Tegenwoordig op Hogeschool Arnhem Nijmegen. Vanaf 2003 is ze ook beeldcoach, ze coacht en geeft trainingen beeldcoaching.1 Marijke Bouwhuis: ‘Onderwijs moet vanuit de klas beter worden gemaakt, niet van buitenaf. Maar mensen van buiten kunnen daarbij wel behulpzaam zijn.’ 

Met een collega introduceerde ze twintig jaar geleden beeld coaching op de pabo in Nijmegen – ‘de studenten en wij waren er erg enthousiast over.’ Maar door een reorganisatie verdween het daar weer uit het programma. Alleen op de Academische Pabo bleef het bestaan, zegt Marijke Bouwhuis. Haar interesse in beeldcoachen kwam eigenlijk uit haar schrijven van leesmethodes voort, ‘omdat we ons steeds vaker afvroegen wat de inhoud betekende voor het handelen en gedrag van de docent.’ Ze werkte voor een uitgever mee aan een leesmethode voor groep 3, waarbij ze ook veel aandacht besteedden aan het handelen van de leraar en leerlingen. De leraar is een vakman en het gedrag van de leraar is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen, zegt ze. ‘We waren ervan overtuigd geraakt dat we voor alles wat we wilden, veel meer bij de leraar in de klas moesten beginnen. Ik heb een hekel aan al die containerbegrippen in discussies over onderwijs. Mijn motto is Hoe concreter hoe beter, bij het kijken naar beelden, maar ook bij het praten over onderwijs. Ik heb het ook op mijn website2 staan: Beelden zeggen meer dan 1000 woorden. En het klopt wat Jacquelien Bulterman3 zegt, dat je op beelden de leerlingen erbij ziet. Onderwijs moet vanuit de klas beter worden gemaakt, niet van buitenaf. Maar mensen van buiten kunnen daarbij wel behulpzaam zijn. Ik probeer dat op microniveau te doen, dichterbij kan bijna niet.’ 

‘Onder gedrag zitten vaak overtuigingen van leraren.’

Korthagen-zelfreflectiemodel

Haar hoofdvraag aan de docent is meestal: ‘Wat heeft een leerling nodig van jou?’ Wat zijn je kwaliteiten en wat doe je allemaal goed voor die 18 leerlingen in je klas? Maar ook wat hebben die paar andere leerlingen nog meer nodig van jou? Marijke Bouwhuis: ‘Het is vanaf het begin van mijn coachen mijn overtuiging geweest, dat ik met de kwaliteiten van elke leraar moet beginnen. Wat een docent al kan is namelijk zijn of haar beginsituatie. Als we zichtbaar hebben wat de leraar al laat zien in gedrag en hij zijn kwaliteiten kent, onderzoeken we samen wat de volgende stap naar de gewenste situatie is. Ik geef daarbij vrijwel nooit tips; we onderzoeken samen de beelden en bevragen die, zo probeer ik zelf te laten ontdekken en benoemen. Uiteraard stuur ik wel met mijn vragen, zeker, maar ik ga het niet voorzeggen. Ik zie na een lesobservatie geen heil in 20 tips; dat werkt bij leerlingen ook niet. Ik werk liever in stappen en ik geloof in de olievlekwerking van steeds meer bewust worden van het effect van je gedrag op leerlingen en zelfvertrouwen krijgen, voor de professionele ontwikkeling.’

‘Je kent het Korthagen-zelfreflectiemodel’4, zegt ze, ‘onder gedrag zitten vaak overtuigingen van leraren. Bijvoorbeeld: ik moet nu streng zijn, anders loopt de boel me uit de hand. Of: groep 8 is eigenlijk te moeilijk voor mij. Dan werk ik met zo’n leraar aan wat er wel lekker loopt met zo’n groep 8, om zelfvertrouwen op te bouwen, want alleen vertrouwen kan zo’n overtuiging slechten. Ik werk meestal aan het zichtbaar maken van goed gedrag van leraren en het effect daarvan op leerlingen. Ik vergroot het soms uit – dat zou je mijn truc kunnen noemen. Zo probeer ik bewust te maken van hoe overtuigingen dwars kunnen zitten. Nee ik ben geenszins een therapeut, maar ik blijf wel doorvragen en steeds samen opnieuw naar de beelden kijken, vooral dat ja.’ 

Zo oordeel loos mogelijk

Ze werkt met een camera, al zou je het ook met een telefoon kunnen opnemen, meent ze, maar het filmen is slechts een klein onderdeel van haar werk. ‘Ik begin altijd met het bespreken van de leerwens van de docent, of docenten als het om een groep gaat. Dit om zo snel mogelijk te weten te komen in welke hoek ik het moet zoeken. Je kent het Johari-venster5, over bekend en of onbekend bij jezelf en of bij anderen. Heel veel van ons gedrag is onbewust, ook gedrag voor de klas. Meestal maak ik de eerste opnamen zelf, om de sfeer van de context te proeven, maar ook om de leerwens beter te kunnen begrijpen. Een leraar zegt nooit van zichzelf dat het aan zijn mimiek ligt, want als hij zich daar bewust van was, had hij er allang iets aan gedaan. We analyseren samen de opname, zoals gezegd eerst op zijn beginsituatie – gedrag, en zijn kwaliteiten en bespreken “hoe hij het voor elkaar krijgt dat de meeste leerlingen …….. gedrag vertonen. Op de puntjes vul ik de leerwens van de leraar in. Denk aan “gefocust op de leraar of op hun werk”. Ik start dus met het effect van het gedrag in relatie tot de leerwens. Dat is de basis, maar zo komen we – hoewel dat meestal niet nodig is, ook wel eens op het mindere gedrag op beeld. Ik liet een leraar eens zien hoe enthousiast de leerlingen meededen. Ja, daar was hij erg tevreden over, maar toen ik hem vroeg hoe de leerlingen dat aan hem hadden kunnen zien, realiseerde hij zich dat dat niet het geval was, omdat zijn mimiek erg strak was. Dit kwam omdat hij heel erg bezig was met zijn lesinhoud. Waarop ik hem weer vroeg wat hij op dat moment anders had kunnen doen. Allemaal heel simpel hoor, toch gaan we er meestal aan voorbij. Goed stilstaan bij wat goed gaat en ervan genieten, is iets wat veel leraren veel meer mogen doen. Dat geeft het onderwijs ook meer lucht.’

‘De leraar is een vakman en het gedrag van de leraar is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen.’

Als ik het beeld coachen vergelijk met iemands teksten redigeren en corrigeren, voor wat betreft gevoeligheid ervan, begrijpt zij direct wat ik bedoel. ‘Ja het is eigenlijk heel intiem werk dat ik doe. Ik kom heel dichtbij, maar probeer zo oordeel loos mogelijk te zijn. Met teveel mening raak je vaak weg uit de relatie. Ik wil niet de deskundige of betweter uithangen. Terwijl ik natuurlijk wel bewust fragmenten kies en bewust bepaalde vragen stel. Twintig jaar geleden liep het me ook nog wel eens weg, maar inmiddels kan ik het wel aan, ook als docenten volschieten. Maar toch blijft het delicaat, want je weet niet precies hoe gevoelig het voor de ander ligt, hoe de ander reageert op jouw woorden die hij of zij misschien nooit zou gebruiken. Ik denk dat het juist daarom heel belangrijk is om vooral volgend te kunnen zijn, maar ondertussen iemand toch ergens heen te helpen.’ 

Volledig vertrouwelijk

Het meest kan zij docenten helpen bij het meer orde leren houden, zegt ze. ‘Dat heeft natuurlijk te maken met zowel klassenmanagement, didactiek als interactie. Daarbij start ik meestal bij de interactie. Hoe is je relatie met deze groep en viceversa. Vervolgens gaan we naar de interactie in de beelden kijken, hoe krijg je de aandacht van leerlingen en hoe houd je die vast? Orde is vrijwel altijd een onderdeel van een probleem dat docenten hebben, en daarbij te veel gespitst zijn op die enkele minder gefocuste leerlingen en daardoor te weinig oog hebben voor die 25 die wel goed meedoen. Terwijl het opbouwen van een goede relatie met leerlingen de basis is. Vaak zet ik het beeld dan stil, om te laten zien dat er 25 echt aandachtig naar de docent zitten te kijken. De angst dat het uit de hand loopt is echter vaak overheersend: niet het vertrouwen hebben dat die enkelingen wel weer aan zullen haken. We bedenken dan samen hoe de leerlingen die wél meedoen merken dat hij tevreden is en hoe de andere leerlingen weer betrokken kunnen worden. Daarnaast onderzoeken we hoe de leraar zijn relatie met de groep kan verstevigen.’

Een andere leraar klaagde omdat leerlingen niet zelfstandig konden werken. Waarop zij haar vroeg wat zij dacht wat die leerlingen dan van haar nodig hadden, om het wel te kunnen. Waarop bleek dat ook dit weer vooral een eigen overtuiging was dat leerlingen van die leeftijd het al zelfstandig moeten kunnen. Maar deze klas had een andere geschiedenis en had meer hulp nodig van de leraar. Door dit zichtbaar en bespreekbaar te maken was het probleem met kleine veranderingen in het gedrag van de leraar eenvoudig op te lossen, vertelt ze. ‘Zo kom je vaak dieper in de ui dan alleen maar bij het zichtbare gedrag. Niet alleen bij boosheid, ook bij breekbaarheid. Dat had ik laatst nog bij die docent van groep 8, die dacht dat het hem nooit zou lukken. Toen hij de dag wilde starten met een mooie tekst en daarbij direct de focus had van de hele klas, toen raakte hij erg ontroerd. Zo dichtbij kan het komen. Dertigers zijn daarin misschien wel het meest open. Ouderen kunnen soms ingewikkelder zijn, zo van: eigenlijk heb ik het niet nodig, want ik weet al hoe ik het wil doen.’

Maar ze krijgt ook verrassender hulpvragen van docenten. Zoals onlangs van een werkelijk fantastische docent, merkte ze direct in zijn lessen, hoe enthousiasmerend en inspirerend hij was, door alles van meerder kanten te kunnen bevragen of juist te belichten, zegt ze. ‘Én hartverwarmend in de relatie met leerlingen! Die docent had als hulpvraag hoe aan het eind van een schooldag minder uitgeput te zijn. Ik heb hem geholpen, via gesprekken, leerlingen wat meer los te kunnen laten. Hij zei: “Als ik niet passievol ben, dan heb ik het gevoel dat ik het niet goed doe.” Ook weer zo’n onderliggende overtuiging dus, om mee aan de slag te gaan. We hebben gezocht naar hoe passievol te kunnen zijn en toch meer rust voor hemzelf mogelijk te maken en meer te genieten, want die leerlingen hebben je als docent echt niet de hele tijd nodig. Je hoeft niet steeds door de klas te lussen om het gevoel van contact te houden, voor nabijheid, want die was er toch wel. Enthousiasme is een motortje natuurlijk, maar je hoeft het niet te overdrijven.’ 

‘Een beeldbank met echt levend beeldmateriaal van acterende docenten op film zou wel eens sterk in een behoefte kunnen voorzien.’

Beeldbank voorbeeldgedrag

Zullen beelden ook werken als het handelen bevat van goede ervaren leraren die voorbeeldig les geven aan klassen, of werken ze alleen als persoonlijke dienst aan leraren, in antwoord op  persoonlijke hulpvragen, vraag ik. ‘Op beeld zie je alleen maar gedrag, niet de overtuigingen die er onder zitten en het gesprek er over. Maar natuurlijk kun je ook aan gedrag alleen al veel zien. Zo geeft René Kneyber van uitgeverij Pronese die Doorloopjes6 uit, met afbeeldingen die gedrag proberen te visualiseren – er bestaan inmiddels drie delen van. Stap voor stap plaatjes. Stichting Leerkracht7, waar ik ook nog een tijd voor gedetacheerd was, is er ook mee bezig. Je zou die Doorloopjes een tussenstap tussen tekst en filmopnames kunnen noemen. Er zijn ook filmpjes die de werking van de Doorloopjes uitleggen, maar in die filmpjes mis je dan toch het voorbeeldgedrag. Dus het idee van een beeldbank met echt levend beeldmateriaal van acterende docenten op film zou wel eens sterk in een behoefte kunnen voorzien.’

En zou zij als docentenopleider ook demonstratielessen willen geven, aan klassen leerlingen in de schoolaula bijvoorbeeld, met stagiaires en ervaren docenten erbij? Ze noemt het een ‘Top idee’ van Jacquelien Bulterman. ‘Wij hebben in de pabo “Opleiden in de school” gehad, waarbij we als docenten veel aanwezig waren op de stagescholen en meedachten en -deden in het onderwijs. Ik denk dat het voor veel opleiders best een uitdaging is, voor jonge kinderen te staan. Je leert ontzettend veel over kleine maar erg belangrijke momenten in de praktijk. Je oefent er ook je sensitiviteit – oftewel pedagogische tact – mee. Ik ben het dus helemaal met Jacquelien Bulterman eens, maar vind slechts 10% in de klas aanwezig zijn voor opleiders en onderzoekers, zoals zij voorstelt, wel wat weinig. Bij een halve dag in de week blijf je voor die kinderen een bezoeker en benader je de werkelijkheid van het docentschap niet echt. Daarvoor zou je meerdere dagen in de week aanwezig moeten zijn of een maand of enkele maanden ondergedompeld moeten worden. Eigenlijk zou een combibaan het beste zijn. Enkele collega’s van mij werkten zowel in het basisonderwijs als op de lerarenopleiding. Dat was geweldig voor studenten.’

Bij 10% blijft het bij gastdocent zijn, zoals de nieuwe hoofdredacteur van NRC, Patricia Veldhuis, afgelopen jaar nog deed op middelbare school het Rhedens College in Rozendaal bij Arnhem. Zoals zij het met veel gevoel voor empathie voor leraren optekende in haar boek Wie wil er voor de klas?8 Die empathie voor de leraar onderscheidt haar boek van veel andere over onderwijs, van buitenstaanders. Empathie voor leraren die Marijke Bouwhuis zeker ook uitstraalt: ’Ik weet niet of ik het zou kunnen volhouden in het voortgezet onderwijs. Ik heb er geen ervaring in. Ik heb alleen maar Nederlands gegeven op de lerarenopleiding, eerst in Doetinchem, daarna in Nijmegen. Het middelbaar onderwijs vraagt denk ik veel van je. Ook hier staat het opbouwen van een goede relatie met de leerlingen op de eerste plaats en de een gaat dat makkelijker af dan de ander. Ook voor leerlingen kan het pittig zijn, zo’n hele dag op school.’ 

Aandachtige betrokkenheid

En er is nog iets wat over die beelden moet worden gezegd, meent zij. ‘We zeggen altijd dat opnames de feiten laten zien, maar dat is niet waar. Als beeldcoach ben je best machtig en jij bent verantwoordelijk voor wat je wel of niet in beeld brengt. Het is belangrijk integer te zijn. Je kunt heel gemakkelijk opnames maken van hoe je het nu juist níet in de klas wilt hebben. Gapende leerlingen of leerlingen op hun mobiels. En een docent die het uit de vingers glipt. In beelden kun je dus ook makkelijk verdwalen. Je moet dus wel voorzichtig zijn. Je moet veel wat niet te maken heeft met de hulpvraag, kunnen negeren en met liefde naar kwaliteiten van leraren willen en kunnen kijken. Ik heb vaak bewondering voor het vakmanschap dat ik waarneem.’

Als een directie wil dat zij een docent begeleidt, luistert ze misschien nog wel meer naar hoe er naar die docent gekeken wordt en hoe over hem of haar gepraat wordt dan naar wat er gezegd wordt over diens gedrag, zegt ze. ‘Dat laatste wil ik vooral zelf ervaren, met een redelijk open blik. En bij een intake met een docent luister ik naar waarover de docent het heeft, over zichzelf, over die lastige leerlingen of ouders? En welke woorden worden daarbij gebruikt en welke overtuigingen er misschien onder zitten. Ik luister dus eigenlijk minstens zoveel naar de achterkant van wat iemand zegt. Ken je het proefschrift van Lisette Bastiaansen, Aandachtige betrokkenheid?9 Zij is op basis- en middelbare scholen gaan luisteren naar wat leerlingen, docenten, directies en ouders te zeggen hebben. Wat het betekent aandachtig betrokken te zijn bij een kind en wat de pedagogische betekenis ervan is. Er staan mooie dingen in dat boek die ook bij beeldcoaching belangrijk zijn, inspirerend, voor mij, maar ook voor docenten.’

Bronnen:
1. Bouwhuis, Marijke (2020). De leraar in beeld. Handboek beeldbegeleiding in het onderwijs, Uitgeverij Pica
2. https://beeldbegeleiding.com/marijke-bouwhuis-beeldcoach/
3. Bulterman, Jacquelien, Meer contact houden met de klassenpraktijk, Montessori.nl 2024
4. https://www.scribbr.nl/stage/model-van-korthagen/
5. https://feedbackgeven.nl/johari-window/
6. Sherrinton, Tom en Caviglio, Oliver (2021). Doorloopjes. Een visuele ontwerpgids voor leraren, Uitgeverij Phronese
7. Een portret van Stichting Leerkracht gaven we eerder middels een interview met oprichter Jaap Versvelt, MM november 2021.
8. Veldhuis, Patricia (2023). Wie wil er voor de klas? Wat er misgaat in het onderwijs en hoe het beter kan, Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar. Die empathie voor de leraar onderscheid het boek van boeken over onderwijs van veel andere buitenstaanders.
9. Bastiaansen, Lisette (2022). Aandachtige betrokkenheid als pedagogische grondhouding, Uitgeverij Maklu