‘Lesgeven draait om aandacht en concentratie’
Tekst: Jaap de Brouwer. Maart 2021.
Bea Koekenbier werkte meer dan 35 jaar als montessoriopleider; in november 2020 ging ze met pensioen. ‘Je moet geconcentreerd zijn als je een lesje geeft. Je moet er volledig voor het kind zijn, want wat je voorleeft, krijg je terug.’
In 1979 begon ze een peutergroep op de 9e Montessorischool in de Pijp in Amsterdam waarin kinderen uit verschillende sociale en culturele milieus bijeen kwamen. Ze sprak vaak gezamenlijk met hun ouders over opvoeden. Door alle verschillende achtergronden en ervaringen profiteerde iedereen van elkaars inzichten, vertelt Bea Koekenbier: ‘Een extra motivatie; Maria Montessori spande zich ook in om verandering na te streven via opvoeding en onderwijs.’ In 1989 begon ze op de montessoriopleiding in Utrecht waar men verbaasd was dat zij zomaar de overstap maakte van peuters naar studenten. Voor haar was die overgang niet zo groot, vertelt ze. ‘Ik heb de montessoriwerkwijze zo omarmd dat ik er mee vergroeid ben – ik kan het niet meer uitzetten. Mijn persoonlijke en beroepsidentiteit zijn samen gaan vallen; ik kon in mijn werk mezelf zijn, of ik nu met peuters of met studenten werkte. Ik zag het ook bij studenten bij wie de montessori manier van werken al intuïtief aanwezig was – hun keuze paste bij hun persoonlijkheid. Het gaat er om hoe je naar ontwikkeling en opvoeding kijkt. En of je jezelf in dienst kunt stellen van het kind of de student. Bij de meeste is het zaadje geplant als ze basis bekwaam werden en komt de verinnerlijking later. Juist ook omdat je jezelf als leraar zo sterk inbrengt, een essentieel aspect van de montessoripedagogiek.’
Stiltelessen
Van Utrecht verkaste ze naar Hogeschool Amsterdam, waar ze meer dan 30 jaar werkte. Ze gaf er haar studenten steevast mee dat, als ze een kind wilden inwijden in de materialen, ze dat met aandacht moesten doen, geconcentreerd, er volledig voor het kind zijn: ‘want wat je voorleeft, krijg je terug.’ Vroeger was er op de opleiding vaak maar één juiste manier om iets uit te voeren, zegt ze, bij huishoudelijk werk bijvoorbeeld. ‘Een stofdoek moest je op die ene manier vouwen. Volwassenen denken allicht: je pakt een doek en klaar. Maar die doek nauwkeurig leren vouwen biedt een peuter structuur en je oefent cognitie en motoriek. Met aandacht voorgedaan kunnen kinderen het lesje volgen en zelfstandig nadoen. Je kunt het dogmatisch noemen maar die precieze werkwijze dient een doel. Natuurlijk mag het ook net even anders, als het maar duidelijk is.’
Je kunt concentratie bij kinderen niet afdwingen, zegt ze, vandaar die typische montessorilessen om ze te ontwikkelen. Bea Koekenbier: ‘Stiltelessen bijvoorbeeld. Voor jonge kinderen zijn ze best lastig, want het vereist zelfregulatie. Door de jaren heen zag ik ze in het montessorionderwijs in aantal afnemen, maar nu lijken ze helemaal terug, wellicht ook door de populariteit van mindfulness. In stiltelessen oefenen kinderen óók hun executieve functies, iets wat ook geldt voor streeplopen, een les in drie perioden of een materiaalspel. Bij streeplopen gaat het om meer dan alleen bewegen op muziek. Bij een materiaalspel introduceer je een nieuw materiaal, zodat kinderen er zelfstandig mee verder kunnen. Ondertussen leer je ze ook te wachten op hun beurt en allerlei impulsen te beheersen. Nieuwe inzichten over de ontwikkeling van executieve functies bij jonge kinderen passen goed bij deze typische montessorilessen. Je ziet dat ze daarmee weer nieuwe lading krijgen, in de praktijk, wat ze met kinderen doen. Zulke lessen spreken bij leraren in opleiding vaak tot de verbeelding.’
In de stilteles beleeft het kind de stilte individueel, maar wel in een groep met de andere kinderen. Het kind houdt zijn bewegingen tegen en maakt geen geluid. Bij het streeplopen reageert het kind op de muziek, oefent zijn evenwicht en reageert met zijn lichaam op muziek. Kinderen leren hun impulsen te beheersen als de muziek stopt. Tijdens de les in drie perioden leert het kind door middel van modeling de essentie van een regel en/of handeling. Het hoort de verwoording van de handeling en ziet deze gelijktijdig. Daarna kan het kind het zelf doen.