Tekst: Sam de Vlieger | Beeld: Frank Ruiter

Hans Schnitzler is filosoof, docent, columnist en schrijver van boeken als Het digitale proletariaat, Een kleine filosofie van de digitale onthouding en Wij nihilisten. In zijn werk staat de digitalisering van ons leven centraal. Ik sprak hem over hoe de digitalisering van onze wereld zich verhoudt tot de rechten van kinderen.

 

Hans Schnitzler
Je was zelf docent in het voortgezet en hoger onderwijs. Heb je nu nog een link met het onderwijs?

Hans Schitzler: ‘Na het verschijnen van mijn eerste boek Het digitale proletariaat in 2015 lonkte het onderwijs weer. Ik had een vrij lange periode van solitair schrijven achter de rug. Op dat moment werd ik gevraagd door de Bildung Academie – een organisatie die vorming in het onderwijs wil krijgen: of ik me bij hen wilde aansluiten als docent. Dat heb ik gedaan. In mijn boek Een kleine filosofie van de digitale onthouding beschrijf ik de ervaringen van mijn studenten aan de Bildung Academie die zich een week lang onderwierpen aan een digitale detox.’  

De studenten in jouw boek beschrijven deze detox als een louterende ervaring. Zo zegt één student dat ze tijdens het experiment ‘meer leefde’ en een andere spreekt zijn verbazing uit over de schoonheid van zijn omgeving. Hebben alle jongeren volgens jou recht op zo’n ervaring?

‘Deze tijd vraagt om radicale experimenten voor iedereen. We zijn in zo’n korte tijd ondergedompeld in een nieuwe digitale werkelijkheid en we hebben nauwelijks tijd gehad om te reflecteren. De detox is een manier om te onderzoeken hoe je je tot het digitale wil verhouden. Het is belangrijk dat alle kinderen ruimte krijgen om na te denken over digitale technologie.’ 

Jouw studenten noemen nadrukkelijk de rust die ze ervoeren. In het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties uit 1989 staat het recht op rust. Is er nog rust voor kinderen in onze digitale wereld?

‘Ik denk dat het vermogen om tot rust te komen op alle mogelijke manieren ondermijnd wordt. Terwijl rust de mogelijkheid creëert om te mijmeren en om je gedachten de vrije loop te laten. Filosofe Joke Hermsen heeft daar prachtige werken over geschreven. Kinderen hebben ruimte nodig om het gesprek met zichzelf aan te gaan. Ik beschrijf deze ruimte liever in termen van aandacht. Werkelijke aandacht bij jezelf en de wereld is een menselijke hulpbron, net zo belangrijk als water en lucht. Zuivere aandacht laat je denken en voelen. In deze tijd wordt onze aandacht voortdurend weggetrokken van het hier en nu naar het overal en nergens. Kinderen hebben recht op een rijke aandachtsomgeving en dat impliceert ook een recht op rust.’ 

Kun je een voorbeeld geven van zo’n rijke aandachtsomgeving?

‘Dat zijn omgevingen waarin leerlingen geleerd wordt wat het betekent om te kijken, te luisteren en te voelen. Je kan leerlingen bijvoorbeeld heel lang naar een schilderij laten kijken. Of laat ze praten over hoe ze naar het leven kijken met leeftijdsgenoten die hele andere levensgangen hebben, bijvoorbeeld met vluchtelingen of jongeren die PVV stemmen. Een andere mogelijkheid is het organiseren van zo’n detox-experiment. Leerlingen zullen ervaren hoe hun aandacht en concentratie sprongsgewijs toenemen. Dan geef je leerlingen de mogelijkheid om te voelen wat er gebeurt als je geen smartphone binnen handbereik hebt.’

Het woord detox betekent in het Nederlands ontgiftiging. Zou je dan niet zeggen dat het een recht van kinderen is om beschermd te worden tegen de verslavende werking van telefoons en social media? Net als dat ze het recht hebben om beschermd te worden tegen drugs? 

‘Ik gebruik detox en onthouding inderdaad als synoniemen maar dat zijn het niet. In de titel van mijn boek staat niet voor niets het woord onthouding. Het sluit aan bij een traditie van jezelf disciplineren. Ik zie technologie niet alleen als iets slechts – het is een gif en een medicijn. Nu staan we zelf ten dienste van die schermpjes in plaats van omgekeerd. Ik denk dat het belangrijk is om te laten zien dat er alternatieve gedragspatronen mogelijk zijn.’ 

Wegen de nadelen van digitale technologie niet zwaarder dan de voordelen?

‘We moeten op een bewuste manier met technologie omgaan als we ons vermogen om zelfstandig te willen, denken en voelen, willen behouden. Je moet met kinderen gaan onderzoeken wat technologie met ze doet. Docenten, ouders en verzorgers moeten deze bewuste omgang met technologie ook voorleven. Dat is een behoorlijke opgave.

We moeten ook opzoek naar de juiste analogieën. Veel jongeren zijn namelijk al heel bewust over hun gedrag – ze zijn bijvoorbeeld vegetarisch of ze vliegen niet. Je moet ook laten zien dat de manier waarop je met technologie omgaat de wereld een beetje beter kan maken – door bijvoorbeeld zorgvuldig om te gaan met je data en open source initiatieven te gebruiken. Als school moet je het goede voorbeeld geven. Als je gewoon met Google aan de gang gaat en Big Tech de data van leerlingen in de Cloud laat zetten dan heb je als school bijna geen recht van spreken meer. Kies als school voor open source en laat zien wat je doet.’ 

Waar moeten scholen nog meer over nadenken?

‘Over de inzet van adaptieve leersystemen. Deze systemen lijken neutraal maar zijn ook vormgegeven op basis van bepaalde waarden, namelijk zelfredzaamheid en individualisering. Het doel van die systemen is dat je op een zelfstandige manier verder kunt zodat een leraar andere dingen kan doen die “belangrijker” zouden zijn. Dat past in de trend van Fitbits, die ervoor zorgen dat we niet meteen naar de dokter moeten, en beveiligingscamera’s waarmee we zelf onze veiligheid in de gaten kunnen houden. Je moet je telkens afvragen: wanneer zijn deze systemen nuttig en waardevol?’

Maar het is toch juist goed als leerlingen zelfredzaam zijn?

‘Zelfredzaamheid is natuurlijk van belang, maar je moet wel telkens de vraag stellen wanneer en hoe je dit vormgeeft. Bij adaptieve leermethodes zijn leraren geneigd om in een cockpit met online dashboards te gaan zitten. Daardoor hebben ze misschien wel minder oog voor wat een leerling bezielt. Je moet de januskop van de technologie goed en blijvend in de gaten houden. De neiging is groot om in dat soort systemen door te schieten.

Natuurlijk snap ik dat digitale leermiddelen kunnen helpen. Maar als we niet onze waarden maar de technologie als uitgangspunt nemen, gaat het de verkeerde kant op. Die grote tech-bedrijven hebben waarden als efficiency, individualisering, gemak, snelheid en zelfredzaamheid, waarvan we nu zien dat die niet altijd tot de juiste uitkomsten leiden – denk aan het toeslagenschandaal. Door de nadruk op digitalisering dreigen publieke waarden ondergesneeuwd te raken.’ 

Veel van mijn leerlingen verlangden tijdens corona naar het klaslokaal. Vind jij dat een leerling recht heeft op analoog onderwijs?

‘Ik denk het eigenlijk wel, maar dat recht moet je niet absoluut maken. Tijdens corona hebben we gemerkt dat hybride vormen goed kunnen werken. We waren blij dat we door konden, maar je mist natuurlijk ook veel omdat we ook belichaamde wezens zijn. Dat is ook de rijkdom van het analoge onderwijs – dat spreekt als het goed is de verschillende dimensies van ons zijn aan. We zijn niet alleen een hoofd. Kinderen hebben recht op deze rijke vorm van onderwijs.’

Mijn leerlingen zijn onderhand bijna vergroeid met hun telefoon. Moeten we ook niet gaan nadenken over de rechten van het digitale kind? 

‘Dat is denk ik noodzakelijk. We leven in een wereld die gedigitaliseerd is en het is belangrijk dat jongeren toegang hebben tot digitale middelen om contact te kunnen hebben. Ik vind dat leerlingen het recht zouden moeten hebben om niet getrackt en getarget te worden. Dat is wat mij betreft een voorwaarde voor verdere ontplooiing in een gedigitaliseerde wereld.’ 

Hebben kinderen dan bijvoorbeeld recht op een telefoon? 

‘Nee, dat vind ik niet. Ze hebben recht op een internetverbinding. We moeten ernaar streven dat elk kind internettoegang heeft. Dat heb je nodig om jezelf tot de wereld te verhouden. Zonder internet gaat het niet meer – dan kom je in een andere bubbel terecht.’ 

Mijn leerlingen zouden het niet met je eens zijn. Zonder telefoon zijn ze niet compleet.

‘Het is natuurlijk niet zo dat die telefoon het probleem is – dat zijn de perverse verdienmodellen. Ik denk dat we ons niet moeten blindstaren op dat apparaat zelf maar op hoe er voortdurend wordt getracht je datasporen te verzamelen en te vermarkten.’ 

Waarom zijn we zo laks met onze data? 

‘We leven in een tijd waarin we ons op allerlei manieren geëmancipeerd hebben – van de kerk, van ouderlijk gezag, et cetera. Nu moeten we als autonome individuen zelf nadenken, maar dat is lastig. Daarom is het nu wel verleidelijk om te verdwijnen in de technologie en om keuzes aan die technologie uit te besteden. Ik denk dus dat het belangrijk is om kinderen onderzoek te laten doen naar welke waarden ze belangrijk vinden. Die waarden zijn niet in beton gegoten en veranderen naar gelang de plek en de levensfase. Daarom is het heel belangrijk dat ze leren nadenken als autonoom individu. Als je het in termen van kansen en bedreigingen ziet dan zou ik zeggen dat dat een enorme kans is. Juist omdat je moet nadenken over de vraag: wat is vrijheid? Hoe kun je die invulling geven in een tijd waarin het ook wel heel makkelijk is om voor dat soort vragen weg te lopen en of luisteren naar wat technologie je allemaal influistert.’