Erdkinder op zee
Tekst: Sam de Vlieger
Beeld: School At Sea
Volgens Maria Montessori ontwikkelden jongeren zich het best op de vruchtbare bodem van het platteland. In tijden van onzekerheid was het volgens haar essentieel om jongeren te helpen om te groeien tot zelfstandige individuen. Haar oplossing was een school op het land die dynamische karaktervorming stimuleert. Haar ideeën sluiten naadloos aan bij die achter School at Sea, 15 jaar geleden opgericht door Monique Touw.
Maria Montessori schreef haar Erdkinder in de jaren 30 van de vorige eeuw.1 Haar pleidooi voor een nieuwe vorm van onderwijs voor jongeren van 12 tot 18 kan niet los worden gezien van de tijd waarin ze leefde: een periode van oorlogsdreiging en economische en maatschappelijke onrust. En de hoofdproblemen die ze noemt – een snel veranderende arbeidsmarkt door toenemende industrialisatie en een toekomst die onveilig en vol onzekerheid leek, zijn nog steeds actueel. Haar beschrijving van toen leest dan ook als een beschrijving van nu: ‘De maatschappij ontwikkelt zich niet alleen naar een staat van uiterste complexiteit en extreme contrasten maar waar de vrede van de wereld en de maatschappij zelf op het spel staan.’ Zij zag de persoonlijkheid van het kind als rots in de branding en als een soort gids in tijden van onzekerheid. Jongeren hadden daartoe een ‘sterk karakter, assertiviteit en moed’ nodig, meende zij. De wereld veranderde immers rap en jongeren moesten sterk in hun schoenen staan om de maatschappij de juiste richting op te sturen.
‘Montessori schrijft dat traditionele scholen met klaslokalen en vaste curricula jongeren een valse zekerheid bieden.’
Onderwijssysteem
Montessori schrijft dat traditionele scholen met klaslokalen en vaste curricula jongeren een valse zekerheid bieden. Ze bereiden jongeren voor op een carrière in de wereld van gisteren, meende zij. Ook hier klinkt haar betoog weer zeer hedendaags. Nog belangrijker is echter haar punt dat traditioneel onderwijs doorgaans geen of maar nauwelijks zorg besteedt aan karaktervorming en de fysieke en mentale transformaties die jongeren in de pubertijd doormaken. Volgens Montessori belemmerde school juist de ontwikkeling van jongeren in die leeftijd.
De klachten van docenten over pubers die zich niet concentreren, niet geïnteresseerd zijn in school, twijfelen en aarzelen, zijn geen tekenen van luiheid, maar van een psychische realiteit, meende zij. Deze moeilijkheden horen bij de transformaties die jongeren doormaken. Wat jongeren nodig hebben is het gevoel dat ze deel uitmaken van de maatschappij, meende zij. Dit bereiken ze volgens haar door economische zelfstandigheid te verwerven en hun vertrouwde familieomgeving te verlaten. Een rustige landelijke omgeving zou hen daarom de ruimte bieden om te groeien.
School op het land
Montessori stelde dat jongeren thuis en in het traditionele onderwijs klein worden gehouden. Terwijl ze in de tienerleeftijd juist behoefte hebben om de weg naar zelfstandigheid in te slaan. Daarom moeten jongeren gaan werken, meende zij. Door te werken leren ze in de praktijk over de waarde van tijd, van henzelf en hun rol in de maatschappij. Haar oplossing was dan ook een ‘landschool’: een plek op het platteland waar jongeren werken en leren tegelijk. Ze dacht daarbij specifiek aan werk op het land van een boerderij, in een hotel of winkel – niet als concurrentie voor bestaande banen, maar als een manier om verantwoordelijkheid te leren dragen. Tegelijkertijd moesten jongeren dan aardrijkskunde leren om over het land te leren en boekhoudkunde voor in het hotel of de winkel. Dit zou onderwijs de urgentie en relevantie geven die in het traditionele onderwijs ontbreken.
Bovendien zou zo’n werkplek geschikter zijn voor de fysieke transformatie van het lichaam van de tiener, meende zij. Daarvoor was leven in de frisse lucht, in de zon en met een goede voeding veel gepaster en zelfs noodzakelijk. Tegelijkertijd zou het leven in een rustigere omgeving, met stilte en de wonderen van de natuur beter tegemoet komen aan de psychische behoefte van jongeren aan ruimte voor reflectie en meditatie. Naar hedendaags denken, zou je kunnen zeggen dat het ‘holistische denken’ van Maria Montessori sterk ontwikkeld was. Ze constateerde dat agrarisch werk en daarmee het leven op het platteland jongeren sterk beïnvloedde. Het was geenszins het idee om jongeren als ‘normale’ arbeidskrachten in het agrarische productieproces te behandelen, maar hun werkzaamheden moesten nog iets ambachtelijks hebben en dichtbij de natuur staan. Door jongeren op zulke plekken in te zetten konden activiteiten die in het moderne leven langzaam in onbruik raakten, geherwaardeerd worden, vond zij. Montessori schrijft in Erdkinder dat intellectueel en praktisch werk gecombineerd moeten worden om een volwaardig individu te kunnen worden.
School op zee
Deze beschrijving Van Montessori’s idee achter Erdkinder loopt als een rode draad door het leven van Monique Touw, oprichter van School at Sea. In een gesprek met haar worden de parallellen tussen School at Sea en Montessori’s Erdkinder snel genoeg duidelijk. Touws passie voor zeilen en onderwijs begon al in haar vroege jeugd. Samen met haar ouders bracht ze haar vakanties door op een klein boerderijtje in Friesland, vlakbij een zeilschool. Daar leerde ze niet alleen zeilen maar ook hoe leuk het is om anderen iets bij te brengen, vertelt ze. Ze kreeg daarvoor zelfs les in didactiek. Terug op school keek ze daardoor ook kritischer naar de uitleg van haar docenten en dacht ze mee over hoe zij hun lessen inrichtten.
‘Haar oplossing was dan ook een ‘landschool’: een plek op het platteland waar jongeren werken en leren tegelijk.’

Na haar middelbare school studeerde ze personeelswetenschappen en startte ze een promotietraject. Maar toen ze vlak voor de start van dat traject van een vriendin een kaart kreeg vanaf de andere kant van de oceaan, met daarop de vraag of ze samen de oceaan over wilde steken, aarzelde ze geen moment. Ze vroeg haar professor of ze ook een paar weken later kon beginnen met het promotietraject, kreeg toestemming en vertrok. Tijdens de vier maanden op zee veranderde er iets in haar, zegt ze. Toen ze terugkwam besefte ze dat ze niet alleen maar onderzoek wilde doen en dat zeilen een centrale plek in haar leven moest krijgen.
In de jaren die volgden, zeilde ze op veel verschillende soorten schepen. Het leukst vond ze echter om jongeren aan boord te begeleiden, als zeilen en onderwijzen weer samen kwamen. Dat ging ze dus doen: eerst in het kader van Erasmus+2, met groepen jongeren voor een paar weken in de zomer het water op. Ze zag dat jongeren aan boord in korte tijd veel leerden, maar besefte ook dat de diepgaande verandering die ze zelf had ervaren tijdens haar oceaanreis, alleen mogelijk was bij een langer verblijf op zee. Na een onderzoek bij soortgelijke projecten in Zweden en Duitsland en een samenwerking met ontwikkelingspsycholoog Michiel Westerberg richtte ze in 2011 School at Sea op, om tieners te helpen om zich te ontwikkelen tot zelfbewuste mensen die de wereld met vertrouwen tegemoet treden.
‘Naarmate de reis vordert krijgen de deelnemers steeds meer verantwoordelijkheden.’
Onderwijsconcept
Ontwikkelingspsycholoog Westerberg hielp School at Sea met het ontwikkelen van een concept waarin verantwoordelijkheid en reflectie gestimuleerd worden. Monique Touw vertelt via de telefoon dat de jongeren stap voor stap opgeleid worden voor scheepsovernames, namelijk om leiding en verantwoordelijkheid te nemen over het schip. Touw: ‘Tijdens scheepsovernames kiezen ze een functie waarvoor ze solliciteren, zoals het beheer van de machinekamer. Deze groep leert bijvoorbeeld de watermaker controleren, de dagtank bijvullen, de diesel- en waterfilters vervangen, afvalwater afpompen, enzovoort. Naarmate de reis vordert krijgen de deelnemers steeds meer verantwoordelijkheden. Halverwege de reis vertrekt zelfs de kok, omdat de deelnemers de keuken helemaal overnemen.’
Net als Montessori gelooft Touw in de combinatie van intellectueel en praktisch werk, vertelt ze. ‘De jongeren in de machinekamer leren natuurkunde in de praktijk, terwijl de keukengroep voorraadbeheer leert en zorgt voor gezonde maaltijden. Een cruciaal punt is dat de jongeren niet onder hun verantwoordelijkheid uitkunnen. Er zijn bijvoorbeeld altijd 4 of 5 mensen op de wacht. Dat betekent dat iedereen nodig is en dat je niet verstek kan laten gaan. De bemanning laat gedurende de reis steeds meer over aan de jongeren. Als het veilig is laten ze ook dingen misgaan. Dan leren de jongeren dat fouten maken erbij hoort. We helpen ze door te reflecteren: wat ging er mis zodat het de volgende keer goed gaat. We leren hen ook dat fouten maken bij een leerproces hoort. Als ze zien dat je geen pijn in je buik hoeft te krijgen van een fout die je maakt, dan gaat het vliegwiel van dingen uitzoeken en doen echt aan.’
Onafhankelijkheid
Montessori’s pleidooi voor de noodzaak van economische onafhankelijkheid is ook een integraal onderdeel van School at Sea, vertelt Touw. Deelname aan het programma kost namelijk veel geld, ongeveer dertigduizend euro per deelnemer. Maar het gros van dit bedrag wordt door de jongeren zelf opgehaald, zegt ze. School at Sea begeleidt hen daarvoor in een fondsenwerftraject, waarin ze leren om een substantieel deel van dit bedrag zelf bij elkaar te krijgen.
Touw: ‘Ze komen vanuit een context van zakgeld en dan is zo’n bedrag niet te overzien. Wij leren hen om in kleinere stappen te denken en eerste resultaten te behalen. Zo ontdekken ze dat ze met kleine stappen toch een groot doel kunnen behalen. Op een gegeven moment hebben ze zo veel geld opgehaald dat ze moeten beslissen: ga ik echt mee? Een half jaar weg van school en vrienden is immers ook niet zo makkelijk, zeker niet op die leeftijd. Ze hebben met veel mensen over hun motivatie moeten praten. Sommigen komen er misschien achter dat een theaterproject beter bij hun past. Degenen die besluiten om het geld dat ze hebben opgehaald aan School at Sea uit te geven, worden dan ook echt eigenaar van het project. Het wordt niet door papa en mama betaald – nee, ze financieren het zelf.’
De jongeren halen een groot deel van het bedrag dus zelf op. Voor ouders die het resterende deel niet kunnen betalen is er een School at Sea-fonds, vertelt Touw, waar kandidaat-deelnemers een aanvraag kunnen doen.
Gemêleerde groep
Het programma van School at Sea is gericht op jongeren van ongeveer 15 tot 17 jaar oud. Volgens Monique Touw kunnen ze op deze leeftijd de vaardigheden en inzichten meenemen in de keuze voor wat ze na de middelbare school willen doen. Volgens haar gaat er elke keer een heel gemêleerde groep mee. ‘We hebben er altijd een paar jongeren met een pestverleden bij die graag aan hun zelfvertrouwen willen werken. Daarnaast een paar hoogbegaafde jongeren die zichzelf willen uitdagen. Maar de grootste groep bestaat uit jongeren die op zoek zijn naar meer dan alleen maar in een klaslokaal zitten. Zo maken jaarlijks ongeveer dertig jongeren een half jaar een reis op ons zeilschip. Onderweg leven ze samen, werken ze aan boord en maken ze hun schoolwerk.’
‘We leren hen ook dat fouten maken bij een leerproces hoort.’
Het belangrijkst zijn echter de lessen die deelnemers aan boord leren, zegt ze. ‘Ze worden echt verantwoordelijk voor een deel van de minimaatschappij. Ze komen er dan achter dat je niet de kapitein hoeft te zijn om belangrijk te zijn, maar dat een maatschappij alleen maar goed draait als iedereen zijn plekje heeft en deelneemt. En dat je heel snel goed kan worden in iets waarin je echte interesse hebt. Jongeren kunnen dan floreren, al doende leren ze vanzelf’



