Tekst: Jaap de Brouwer

Kinderen spelen in Montessori’s wereldbeeld een fundamentele rol in de bepaling van de toekomstige maatschappij1: of de wereld goed en vredig wordt, hangt veel af van de opvoeding van kinderen. Montessori richt daarom al haar pijlen op opvoeding en onderwijs, een emancipatoire opvatting ervan, waarbij ze het kind in staat wil stellen om autonoom te denken, willen en handelen.

Bevrijding van invloed?

Emancipatie wordt vaak uitgelegd als iemand bevrijden van de controle van een ander, eigen verantwoordelijkheid en vrijheid geven, schrijft onderwijspedagoog Gert Biesta in Het prachtige risico van onderwijs.3 Degene die geëmancipeerd wordt, wordt vrij en onafhankelijk gemaakt van een ander. En dat zou precies zijn wat onderwijs nastreeft: de meeste ouders en leraren willen immers graag dat kinderen zelfstandig en autonoom worden, dat ze voor zichzelf kunnen denken, eigen oordelen kunnen vellen en conclusies kunnen trekken.4 Zo geredeneerd wordt emancipatie in onderwijs gezien als een bevrijding van de invloed van de leraar die weet, oordeelt en handelt voor en namens het kind.

De gangbare gedachte dus is dat door het kind te onderwijzen het kan ontkomen aan de invloed van de leraar. Immers, door onderwijs zou het kind zelfstandiger worden, krijgt het meer kennis over de wereld en leert het zijn eigen oordeelsvermogen te gebruiken, om uiteindelijk de gelijke van de leraar te kunnen worden. Als je emancipatie zo opvat, wat dus gebruikelijk is, is er volgens Biesta een ‘krachtige interventie’ nodig om het kind te emanciperen.5 Hoewel dat heel aannemelijk klinkt, plaatst Biesta er een serieus vraagteken bij; want als het kind voor zijn emancipatie afhankelijk is van de leraar, wordt bevrijding van die afhankelijkheid dan niet erg ingewikkeld of zelfs onmogelijk als het kind alleen maar groeit als de leraar uitlegt en ondersteunt. Kan het kind dan wel echt onafhankelijk worden of houdt onderwijs op die manier de afhankelijkheid juist in stand?

Materiaal als intermediair

Iets aan iemand uitleggen veronderstelt dat iemand uit zichzelf niet zou kunnen begrijpen, haalt Biesta de Franse filosoof Jacques Rancière aan; die noemde dat de ‘pedagogische mythe’. Immers, kinderen leren vooral door hun eigen inspanningen, aldus Rancière,6 daarbij hoogstens ondersteund door de leraar. En juist dat is zoals ook Maria Montessori er over dacht. Zij stelde dat kinderen in staat zijn dingen zelf te begrijpen, iets wat de volwassene niet altijd inziet.7 Zij realiseerde zich dan ook dat er een heel andere verhouding tussen kind en leraar nodig was om leraren dat te doen inzien. De leraar is te vaak bevooroordeeld, meende zij, hij denkt makkelijk te weten wat goed is voor het kind en dwingt daarmee bepaald gedrag af. In plaats van de ontwikkeling van het kind te helpen, belemmert hij die alleen maar, stelde zij.

‘Zo geredeneerd is emancipatie dus een vorm van zelfemancipatie.’

Een andere verhouding tussen leraar en kind moet zich ontvouwen, meende zij: minder autoritair en voorschrijvend. Het ging haar daarbij specifiek om een minder afhankelijke relatie van het kind ten opzichte van de leraar. De rol van het materiaal is hierin dan cruciaal; het materiaal fungeert als intermediair tussen de uitleg van de leraar en het leren van het kind. Alle materialen zijn er op gericht het kind te laten ervaren dat het een uniek en onafhankelijk individu is, dat al handelend en denkend zichzelf vormt. Denk hierbij aan de controle van de fout, waarbij niet de leraar, maar het kind zichzelf corrigeert, met behulp van het materiaal. Daarom is het materiaal ook geen didactisch materiaal voor de leraar, iets waarmee hij uitlegt, maar ontwikkelingsmateriaal waarmee kinderen zich kunnen ontwikkelen, meende zij.8 Anders gezegd: het materiaal doet een beroep op het kind om de eigen intelligentie te gebruiken; door zelf te onderscheiden, te kiezen en zichzelf te verbeteren.9 Dat is dus ook de reden dat de leraar het materiaal slechts aan het kind kan aanbieden in plaats van het kind er mee te onderwijzen; dit omdat Montessori verwacht dat door middel van het materiaal, het kind zijn eigen intelligentie gaat gebruiken: ‘Wanneer wij het kind aan zichzelf overlaten, laten wij hem over aan zijn intelligentie.’9

Jonge kinderen in overleg op montessori groep 2Voices, Amsterdam – Foto Sanny Views
Het kind emancipeert zichzelf

Zo bezien wordt kennis niet gebracht door de leraar, maar door het kind zelf ontdekt, met behulp van het materiaal, aangeboden door de leraar.10 De leraar moedigt het kind aan om zijn eigen intelligentie en denkvermogen te gebruiken, zijn Biesta en Rancière het met Montessori eens.11 ‘De leraar mag nooit zijn eigen intelligentie in de plaats stellen van die van het kind. Integendeel: hij moet het kind zelf laten denken en hem ertoe krijgen, zijn zelfwerkzaamheid te oefenen’, schrijft Montessori.12 Rancière voegt er aan toe dat de leraar het kind niet mag dwingen zijn eigen intelligentie te gebruiken. Want pas als er (meer) gelijkwaardigheid is tussen leraar en kind, zal het kind willen gehoorzamen, aan zichzelf en aan de oproep van de ander. Montessori redeneert vergelijkbaar; ‘…gehoorzamen op de basis van de wil, niet als onderdrukking van die wil’.13 De leraar roept het kind dus op om zich in te spannen, om zijn eigen intelligentie te gebruiken. En als het kind aan die oproep beantwoordt, zal de leraar niet langer degene zijn die uitsluitend lesgeeft, maar die ook zelf leert, in dialoog met het kind, of door het kind te observeren. Waardoor het kind, terwijl het onderwezen wordt, dus ook zelf ‘lesgeeft’, aan de leraar.14 ‘Onze eerste leraar zal daarom het kind zelf zijn’, schrijft Montessori.15

Ook volgens Rancière betekent emancipatie dus streven naar handelen op basis van gelijkheid16, waarmee bedoeld wordt gelijkheid in intelligenties tussen leraar en kind. Waarbij het dan gaat over het gebruik van de intelligentie en niet zozeer het resultaat van het gebruik ervan. Een opvatting die aansluit bij Montessori’s kindbeeld: het kind ìs al een intelligent wezen. Emancipatie is zo bezien niet iets dat pas aan het eind van de schoolcarrière bereikt wordt, als doel van onderwijs. Voor Montessori was het een gegeven dat kinderen al intelligent zijn en zelfstandig denken en handelen. Een intelligentie van het kind die alleen maar aangesproken hoeft te worden om te kunnen emanciperen. Emancipatie komt dus niet pas tot stand door leren, zegt ook Biesta17, maar wordt ontlokt door het gebruik van de eigen intelligentie in de veronderstelling van gelijkheid. Om je denkvermogen te gebruiken, is zelfs niet per se een leraar nodig, meende hij. Emancipatie is niet iets wat je overkomt, aldus Rancière, maar iets wat mensen zichzelf aandoen.18

Het zijn opvattingen die aansluiten bij Montessori’s ideeën over zelfopvoeding: ‘Het kind heeft een brein dat in staat is kennis te absorberen en de mogelijkheid zichzelf te onderwijzen.’19 Zo geredeneerd is emancipatie dus een vorm van zelfemancipatie. En juist daar ligt het uitdagende werk van de montessorileraar: kinderen uitnodigen of uitdagen om zelf hun denkvermogen en intelligentie te gebruiken, laten ontdekken wat het betekent wanneer je die gebruikt, en weigeren om hen tevreden te laten zijn met wat ze al zelf denken te weten. De montessorileraar laat kinderen dus geenszins aan zichzelf over, waarbij zij spontaan door zelfopvoeding geëmancipeerd zouden worden. Integendeel, de montessorileraar creëert weloverwogen situaties die zowel laagdrempelig als uitdagend zijn en waarin kinderen worden opgeroepen of uitgenodigd hun eigen intelligentie en denkvermogen in te zetten.

Demystificatie

Om montessorileraren het inzicht te geven wat zij moeten doen om kinderen te helpen, moesten zij allereerst zelf geëmancipeerd worden, redeneerde Maria Montessori. Immers, zij gingen zelf gebukt onder de bestaande opvattingen over hoe kinderen onderwezen moesten worden en het belang van de autoriteit van de leraar. Leraren konden alleen uit de macht van dergelijke opvattingen ontsnappen, meende zij, als zij inzagen hoe die macht werkt en ingrijpt op onderwijzen. Kortom: iemand moest de leraren duidelijk maken hoe het in onderwijs werkelijk zit.

‘Onderwijs is namelijk niet automatisch verbonden met democratie en emancipatie.’

Kan het kind ontsnappen aan de uitleg van de leraar?

Volgens Biesta is dit ook de reden waarom begrippen als ‘demystificatie’ en ‘bevrijding van dogmatisme’ zo’n centrale rol spelen in de pedagogiek van emancipatie, thema’s die ook bij Montessori speelden.20 Vooroordelen van volwassenen over kinderen en belemmeringen die zij daarmee voor kinderen opwerpen, vormen zelfs een centrale kritiek in haar boeken. Montessori had zèlf het ‘ware kind’ gezien: initiatiefrijk, zelfstandig, vredig en volkomen tevreden, in een omgeving vrij van bevooroordeelde volwassenen. Wanneer het de leraar lukt het kind anders te benaderen, dan ontwaart hij pas het ware kind, zoals het kind echt is, betoogt zij. Niet voor niks kreeg haar boek De Methode later de ondertitel De ontdekking van het kind mee. ‘De grootste moeilijkheid om het kind te bevrijden en zijn vermogens aan het licht te brengen, ligt niet in het vinden van een bevrijdende opvoeding, maar in het overwinnen van de vooroordelen, die de volwassene zich aangaande het kind gevormd heeft’, aldus Montessori.21

Emancipatie: waarheen?

Maria Montessori redeneerde bovendien zo dat wanneer het met de kinderen goed gaat, het met de wereld goed zal gaan: de ontwikkeling van het kind weerspiegelt, volgens haar, de ontwikkeling van de mensheid. Montessoriopvoeding en -onderwijs gaan daarom in eerste instantie niet om pedagogische idealen of cognitieve opbrengsten, maar om het bevorderen van de sociale vooruitgang van de maatschappij, meende zij.22 En die maatschappelijke vooruitgang moet bewerkstelligd worden via het kind. En een betere, vredigere en meer harmonieuze wereld begint daarom bij de hervorming van het onderwijs en de opvoeding: ‘Er is maar één daadwerkelijke hervorming der samenleving mogelijk: die door het kind!’23 De zelfemancipatie van het kind moet leiden tot een collectieve werking van die emancipatie, meende zij.

Vandaar dat Maria Montessori zelf liever sprak over een ‘complexe sociaalpedagogische beweging’ dan over de montessorimethode. Onderwijs moest een ‘hulp voor het leven’ zijn.24 Daarbij richtte zij zich expliciet op kinderen, waarbij zij stelde dat deze een cruciale rol spelen in de bepaling van de toekomstige maatschappij.25 Biesta wijst daarentegen ook op de beperkingen van deze kindgerichte benadering van emancipatoir onderwijs, omdat de geschiedenis heeft aangetoond dat dergelijke onderwijs ook misbruikt kan worden door ideologische systemen.26 Onderwijs is namelijk niet automatisch verbonden met democratie en emancipatie, maar kan ook politiek misbruikt worden, zoals de 20e eeuw heeft laten zien. Onderwijs gaat ook over hoe kinderen in te voegen in de maatschappij, omdat zij ook voorbereid moeten worden op de samenleving waarin ze hun plaats moeten vinden. De cruciale vraag is daarbij of onderwijs vooral de bestaande maatschappelijk verhoudingen wil volgen en conserveren of vooral ontwikkeling of verandering van die verhoudingen wil mogelijk helpen maken? Voor menig leraar een moeilijke evenwichtsoefening, voor Maria Montessori een makkelijk te beantwoorden vraag.

Bronnen:
1. Montessori, M. (2020). Door het kind naar een nieuwe wereld. Montessori-Pierson Publishing Company
2. Montessori, M. (2023). Opvoeden voor een nieuwe Wereld. Montessori-Pierson Publishing Company p. 83
3. Biesta, G. (2015). Het prachtige risico van onderwijs. Phronese, p. 120
4. Biesta (2015) p. 118
5. Biesta (2015) p. 117
6. Biesta (2015) p. 139
7. Montessori (2023)
8. Montessori, M. (2015). De methode. Montessori-Pierson Publishing Company
9. Montessori, M. (2022). Zelfopvoeding deel 1. Montessori-Pierson Publishing Company, p. 165
10. Montessori (2015) p. 199
11. Biesta, G. (2018). De terugkeer van het lesgeven. Uitgeverij Phronese, p. 118
12. Montessor (2022) p. 37
13. Montessor (2023) p. 78
14. Biesta (2018) p. 110
15. Montessori (2023) p. 18
16. Biesta (2015) p. 134
17. Biesta (2015) p.126
18. Biesta (2015) p. 134
19. Montessori, M. (2019). Het brein van het jonge kind. Montessori-Pierson Publishing Company, p. 5
20. Biesta (2018)
21. Montessori, M. (2023) p. 52
22. Montessori (2020)
23. Montessori (2020) p. 15
24. Montessori (2019) p. 16
25. Montessori (2020)
26. Biesta (2018)