De bellen luiden de muziek in
Tekst: Sam de Vlieger. Juni 2022
De uitdrukking C’est le ton qui fait la musique wordt alleen in Nederland gebruikt. Maria Montessori had haar kunnen bedenken; volgens haar begint muziekonderwijs met het laten klinken van geïsoleerde tonen waar een kind zijn aandacht op kan leren richten. Pas na die zintuigelijke training kan het zich muzikaal ontwikkelen, meende zij. Samen met Anna Maccheroni ontwikkelde zij de bellen..
De bellen zijn feitelijk ontwikkeld door muzikant en docent Anna Maccheroni. Zij staat dus aan de basis van het montessori muziekonderwijs.1 Haar bijdrage aan de nieuwe muziekmethode en -materialen begon als directeur van weeshuis Casa dei Bambini in Milaan, rond 1910. De eerste materialen die ze daar ontwikkelde waren geen succes, maar na wat pogingen kwam zij op het idee van de bellen die nog steeds in veel montessorischolen het muziekonderwijs inluiden. Maar volgens Montessori en Maccheroni draait het bij die bellen nog niet echt om muziek; het gaat dan nog om het onderwijzen van de zintuigen, zodat kinderen tonen kunnen leren identificeren en onderscheiden.
‘De bellen’ bestaan uit twee rijen bellen met alle halve en hele noten binnen een octaaf. Deze bellen zijn even groot en verschillen alleen qua klank. De achterste rij heeft bellen met zwarte en witte voeten die overeenkomen met de toetsen van een piano. Ze dienen ter controle. De bellen op de voorste rij hebben allemaal een bruine voet en zijn qua uiterlijk identiek. Net als het andere zintuigelijke materiaal van Montessori verschillen ze in slechts één kwaliteit, die die het zintuig stimuleert dat geschoold wordt. De bellen belichamen dus Montessori’s en Maccheroni’s visie op muziek.
Tegen critici die zeggen dat sommige kinderen geen talent voor muziek hebben, zei Montessori dat zelfs meetinstrumenten tonen kunnen waarnemen, waarom zou een oor dat niet kunnen.2 Een kind dat een toon kan herkennen en van een andere kan onderscheiden, is niet per se muzikaal begaafd, maar heeft gewoon een getraind oor, meende zij. De reden waarom de meesten van ons ongetrainde oren hebben, was, volgens Maccheroni onze muzikale omgeving. Om tonen te leren herkennen en vergelijken is het immers noodzakelijk dat je ze kunt horen. In 1956 schreef Maccheroni al dat onze omgeving door grammofoonplaat, radio en concerten bestond uit ingewikkelde, rijke en harmonieuze muziek, waarbij het onmogelijk was je te concentreren op één afzonderlijke toon.3
Individuele tonen
Vroeger, voor het gemotoriseerde vervoer, schrijft Maccheroni, zongen mensen terwijl ze over straat liepen en uit deuren en ramen klonk vrouwengezang.4 Zang, simpele melodieën en oude muziek hebben geen akkoorden en zijn een opeenvolging van individuele tonen; het was daardoor makkelijker voor kinderen om naar individuele tonen te luisteren en ze te herhalen. Het is, meende zij, belangrijk voor kinderen om simpele melodieën te horen. De bellen zorgen ervoor dat kinderen individuele tonen leren herkennen. Het doel van de bellen is niet dat kinderen leren om verschillende tonen van elkaar te onderscheiden, want dat kunnen ze al.5 De bellen geven het kind een toetssteen voor het observeren van geluid. Als een kind met het hamertje een bel aanslaat en daarna op zoek gaat naar een bel met dezelfde toon, is de toon van de bel, volgens Montessori, de toetssteen in de anders zo chaotische waarneming door het kind.
Na herhaalde oefening is het ook mogelijk dat een kind een eigen toetssteen ontwikkelt. In relatie tot bijvoorbeeld kleuren, kan een kind opmerken dat het thuis iets heeft met precies dezelfde kleur rood als een object in het klaslokaal. Op dat moment heeft dat kind een mentale representatie van de kleur in het hoofd. Als een kind zegt, ik heb thuis iets dat precies zo klinkt als deze bel, zonder de noodzaak om de twee dingen tegelijkertijd te laten klinken, heeft het een mentale toon in het hoofd. Bij volwassenen vinden we het herkennen van een toon uitzonderlijk, maar volgens Montessori is dit voor kinderen in hun gevoelige periode iets wat met training bereikt kan worden.6
Muzikale omgeving
Om kinderen de stap naar muziek te laten maken, is het nodig dat ze in een muzikale omgeving opgroeien. In tegenstelling tot kleuren die overal te zien zijn, is het volgens Montessori niet zo dat elk geluid ook muziek is. Alleen als er muziek in de omgeving van het kind is, kan het zijn getrainde oren gebruiken. Het is daarom belangrijk dat er in de school veel muziek wordt gespeeld, meende zij. Daarnaast pleitten Montessori en Maccheroni voor meer muziek buiten school, in de vorm van meer concerten en muzikale evenementen, speciaal voor kinderen georganiseerd.
In gesprek met montessoridocent Karin Peperkamp – Montessorischool Capelle in Rotterdam
‘Ik ben een ouderwetse juf en heb in de jaren 80 bij Fred Kelpin in Maastricht de montessoriopleiding gedaan. Hij deed de theorielessen en voor de praktijklessen kwam een juffrouw uit Eindhoven. Daarna ben ik begonnen met werken en met Nico van Ewijk doorgegaan. De bellen waren een onderdeel voor de lessen aan het jonge kind. Na de roze toren kwamen vanzelfsprekend de bellen.’
Hoe begin je met de bellen?
‘Ik begin met mijn jongste kleuters. Zij moeten eerst leren hoe je die bellen draagt. Je moet de bel ondersteunen met één hand aan de voet en één hand aan de staander. Als je ze aanraakt kan namelijk de klank vervormen. Daarna leren we hen hoe ze de bellen moeten aanslaan met het hamertje. Je moet het hanteren als een klepeltje, dan kan de bel vrij trillen en heb je een mooie klank. En dan nog het luisteren naar de bel. Als iemand met de bellen gaat werken, wordt het stiller in de klas, vanwege het opgeroepen lieve sfeertje. In het geruis en gebrul van het moderne leven is die zachte ping… immers iets heel kalmerends en iets heel beschaafds, zachte klanken op de hoogte van een kinderstem.’
Is het onderdeel van een muziekleerlijn?
‘Wij hebben het als school niet in de lijn staan van muzikale opvoeding. Ik gebruik het als zintuigelijk materiaal. Voor de bovenbouw gebruiken we een andere methode, die veel meer op beleving zit, en de klankstaven en het muziekschrift komen ook nog niet aan bod.
De bellen spelen dan trouwens wel een rol bij het
zingen. Als leerlingen goed paren kunnen maken dan
ga ik met ze zingen.’
Wat is dan het doel van de bellen?
‘Klanken herkennen. Ook al is het zo dat ze interesse wekken voor muziek. Want kinderen vinden het heel leuk als ik er een liedje op speel. Het doel is dus zeker ook wel muzikaliteit aanwakkeren. Ik gebruik ze echter vooral als oefening voor het gehoor. Met paren maken, moet je heel goed focussen. Het is een hele goede concentratieoefening: je moet heel secuur luisteren. Zeker als ze maar een halve afstand hebben. En het is ook een motorische oefening: je moet het netjes afslaan. Bij het paren maken ontwikkel je bovendien je muzikale geheugen. En wat ook muzikaal is, is de toon van de bellen overnemen met je stem.’
Moet je als docent muzikaal zijn om de bellen te kunnen gebruiken?
‘Eigenlijk niet. Als je met de gehoorkokers kan werken en met de kleurkokers, kun je dit ook. Je hoeft ook niet per sé verstand te hebben van het notenschrift. Je hoeft eigenlijk niets bijzonders te weten of goed te kunnen zingen. Maar als je zelf niet kan paren, omdat je het niet hoort, en als je zelf geen toon over kan nemen van een bel wordt het wel lastig. Je zou het dan eerst met collega’s moeten oefenen. Wat zeker zou helpen is als de muziekmaterialen meer terug zouden komen in de opleiding; je moet de lesjes echt eerst doen met volwassenen onder elkaar. Wij zaten vroeger een hele avond samen te oefenen met de bellentafel.’