Tekst: Renske de Leeuw, Sam de Vlieger en Paul op Heij

Als kinderen en tieners nog ervaringen en taalvaardigheid moeten opdoen, dan volwassen vooral geduld. Maar volwassenen maken ook veel situaties pas nieuw mee, samen met hun kinderen of leerlingen. Meer bescheidenheid en beter voorbeeldgedrag zouden hen dus sieren. Ook als het om het beschuldigen van te ‘linkse’ leraren gaat, want is er wel sprake van ‘activisme’ als er maar één perspectief is dat rationeel gezien het juiste is? En is de leerlingenraad op school wel een volwaardige en worden de leerlingen zo ook werkelijk gehoord? Nieuw ‘Hoorrecht’ verplicht daartoe vanaf komend schooljaar.

We gaan het met name hebben over haar boeken Luister je wel naar mij?2, over communiceren met kinderen van 4 tot 12 jaar, en Ik heb ook wat te vertellen, over tieners.3 ‘Martine Delfos: ‘Goed communiceren staat voor je kunnen verplaatsen in de beleving van de ander en niet opgesloten zitten in die van jezelf. Beseffen dat je samen meer weet dan in je eentje. Zo probeer ik ook in mijn vak als therapeut te staan.’

Pubertijd ‘uitzitten’

Delfos: ‘De start van een kind is belangrijk, maak ik in mijn boeken duidelijk door de verschillende ontwikkelingsfasen te beschrijven van de eerste hechting tot en met de neiging om depressief te zijn. Een tijdlijn met leeftijdsfases en “gevoelige periodes” tijdens welke volwassenen kinderen juist moeten stimuleren of beter even met rust kunnen laten. Dat geldt overigens ook voor volwassenen onderling: dat de ene groep niet voor de andere denkt, de ene de andere de ene keer meeneemt en de andere keer beschermt. We zijn samen onderweg naar democratie, dat is in feite democratie, je er op elk moment bewust van zijn als anderen kwetsbaarder staan dan jij. En dat het daarbij niet alleen om perspectief gaat, maar ook om kennis, ervaring en taal, om te kunnen verwoorden wat je beleeft en wilt zeggen.’

Delfos: ‘Zo rond hun tiende gaan kinderen ruimer kijken, door meer verbindingen in hun hersenen, en raken breder geïnteresseerd. Via het “virtuele milieu” van sociale media pikken ze veel op dat in eerste instantie hun bevattingsvermogen te boven gaat. School heeft daar altijd weinig mee gedaan. Ik zie het ook bij mijn kleinkinderen, pubers moeten de periode tussen 14 en 16 jaar zonder kleerscheuren door zien te komen, de periode waarin het stormt in het hoofd. Ouders moeten het “uitzitten” en je moet dan maatschappelijk en qua empathie niet teveel van hen verwachten. Voor scholen zou het logischer zijn als ze leerlingen tussen 10 en 16 meer continuïteit konden bieden in plaatst van juist in die jaren de overgang van basis naar middelbaar te moeten maken en dan ook nog eens naar niveaus uitgeselecteerd. We moeten scholen meer inrichten naar wat jongeren nodig hebben, niet naar wat ons volwassenen het beste uitkomt. Ouders moeten zich enerzijds bewust zijn van hun verantwoordelijkheid, maar anderzijds ook de bescheidenheid hebben dat hun kinderen op sommige momenten dingen beter aanvoelen of weten dan zij. Natuurlijk weten ouders niet alles, sterker nog, zij beleven veel situaties samen met hun kinderen voor het eerst.’

‘Want pas als je bij iets na moet denken, wordt het van jou.’

Intelligentie begrijpen

Delfos schreef ook over autisme, anorexia, het immuunsysteem, noem maar op. ‘Ik probeer leemtes te vullen in onze kennis. Zo ook mijn boek over intelligentie.4 We gebruiken de term vaak om het gesprek mee af te kappen, ook in het onderwijs, gesprekken over individuele leerlingen: “Hij of zij heeft er gewoon de intelligentie niet voor.” Zo doen we precies het tegenovergestelde met die term als wat de bedenker van het IQ, de Fransman Alfred Binet, er ruim 100 jaar geleden mee beoogde. Het hindert de nieuwsgierigheid naar die leerling, naar hoe hij denkt en wat hij beleeft. Tieners staan als het ware pas aan het begin van het denken, zien veel zaken zwart-wit, denken in tegenstellingen, want hebben nog niet de ervaringen en kennis om nuances te zien. Het socratische gesprek is een vorm van begeleiden in plaats van leiden, helpen ontdekken in plaats van voorzeggen of opleggen: “Hersens op áán” zetten.’

Delfos: ‘Volwassenen moeten niet licht geïrriteerd raken en letterlijk herhalen als ze niet direct begrepen worden. Dat is beledigend, ook kinderen en tieners willen serieus genomen worden. Volwassenen moeten het ook niet te makkelijk zelf invullen als ze het kind maar half begrepen hebben, vaak omdat doorvragen hun teveel tijd of moeite kost. Of als ze zozeer met zichzelf bezig zijn, tijdens een echtscheiding of wanneer docenten onzeker zijn over hun contract, dat ze alles op zichzelf betrekken en nauwelijks open staan voor hun kinderen of leerlingen. Kinderen maken zich tijdens een scheiding vaak versneld los van hun ouders, wat ouders volledig kan ontgaan.’

Blinde vlekken volwassenen

‘Het kind mist nog mogelijkheden om ons te tonen hoeveel het al weet en wij volwassenen begrijpen dat verkeerd. Alfred Binet ontwikkelde een intelligentietest om de “zwakke plekken” in de aantoonbare intelligentie op te kunnen sporen, maar wij zijn die IQ-test verkeerd gaan gebruiken, om mee te bepalen hoe intelligent iemand is. Terwijl die zwakke plekken ook “blinde vlekken” van volwassenen kunnen zijn. En er bestaan grote verschillen tussen hen die vooral handelen op basis van logisch denken en zij die dat minder doen, maar ook succesvol zijn. Intelligentie is denken en handelen volgens de logica, niet kennis, maar dingen kunnen verbinden met elkaar.’

‘Kinderen moeten in taal en taalvaardigheid nog groeien, volwassenen in geduld.’

Veel tips en adviezen in haar boeken zijn concreet, zoals open vragen stellen en de ‘gouden regel’ terug te gaan naar de bedoelingen van een gesprek, zo gauw het gesprek dreigt te ontsporen. Of de tip om als volwassene liever in de ik-persoon te spreken, omdat dan ook andere meningen mogelijk zijn. Op school komen dergelijke adviezen echter allicht in de knel omdat een docent altijd tijdgebrek heeft en daardoor onbedoeld zijn eigen denken oplegt aan de leerling. Delfos: ‘Maar je kunt ook andersom redeneren en zeggen dat de school zoals wij die hebben ingericht, en dan zijn montessorischolen nog de minst erge, ongeschikt zijn voor wat wij met kinderen willen. School is prima als ontmoetingsplaats voor kinderen. Maria Montessori leerde al dat wij volwassenen wel eens iets bescheidener mogen worden. Laat kinderen hun verhaal doen en zelf de oplossing bedenken, want dan maken ze veel sneller een ontwikkeling door en meestal lossen ze de problemen dan ook zelf op. En als ze daarvoor nog wat kennis missen dan kan de volwassene die in de vorm van een vraag voorleggen en dan komt het kind er alsnog wel uit. Als je het maar aanbiedt als iets waar ze over kunnen nadenken, wederom: “Hersens op aan”, daar gaat het om, terwijl de school de hersenen te vaak op “uit” zet.’

Voorbeeldgedrag volwassenen

School wil het kinderen allemaal te veel voorzeggen, meent ze, ze moeten leren! ‘En dag in dag uit “getest” worden of het allemaal ook echt geleerd is, dat is stressvol. En de juf maar denken dat ze een goede juf is als de kinderen inderdaad onthouden hebben wat zij gezegd heeft. Kinderen worden op school vaak niet gehoord; de docent heeft de beste bedoelingen, heeft het allemaal ook prima voorbereid, maar het gesprek loopt even anders en van alle goede voornemens komt weinig terecht. Maar ook omdat kinderen minder voorspelbaar zijn dan volwassenen. En het komt voor dat het kind allang begonnen is met het antwoord maar dat de docent het niet door heeft, omdat het over iets anders lijkt te gaan; kinderen moeten ook in taal en taalvaardigheid nog groeien, volwassenen in geduld. En daarom leren veel kinderen het af om iets te vertellen, omdat die volwassene er het geduld niet voor had en het helemaal miste.’

In haar boeken heeft ze het ook over waarom gedrag dat ouders en leraren zelf laten zien, vaak doorslaggevend is in de opvoeding van kinderen, van grotere invloed dan wat die volwassenen allemaal zeggen. Ze maakt dat duidelijk via allerlei verslavingsgedrag als het gaat om gamen, weer dat ‘virtuele milieu’, en via roken, alcohol of drugs: ‘vaak ook vormen van zelfmedicatie van jongeren, omdat hun noodsignalen niet werden opgepikt.’ Ze spreekt vooral de volwassenen aan op hun verantwoordelijkheid, iets wat je niet zo vaak hoort en als het al eens het geval is dan komen er toch vaak snel pleidooien voor verbieden van dit of dat voor alleen jongeren erachteraan. En wat dat verbieden betreft, als bio-psychologe heeft zij meer vertrouwen in kinderen en tieners duidelijk maken dat ons lichaam steeds allerlei evenwichten zoekt, dat alles in balans wil zijn.

Leren minder willen beheersen

Tegenwoordig bestaan er allicht zoveel problemen bij jongeren, zegt ze, omdat we de afgelopen decennia teveel gericht waren op diagnoses en hulpverlening voor jongeren en te weinig aandacht hadden voor de verantwoordelijkheid van volwassenen. ‘En op eenzelfde manier proberen we het leren van die jongeren ook zozeer te beheersen dat we hun nauwelijks meer de kans geven om uit zichzelf iets te leren. Terwijl kinderen zoveel kunnen leren op hun eigen manieren. Zie hoeveel ze geleerd hebben voordat ze überhaupt naar school gaan, zonder deadlines, zonder toetsen of testen, zonder verwachtingen zelfs. We moeten dus leren het onderwijs en de school zelf meer te bevragen. Ik zeg het met Maria Montessori hoor: we moeten meer aansluiten bij het kind en preciezer onze momenten kiezen om dàt in te brengen wat het kind nog niet weet of kan. En dat dus niet door te zeggen “Het moet zo of zo”, maar in vraagvorm: “Denk je dat dit je kan helpen?”. Want pas als je bij iets na moet denken, wordt het van jou, omdat jezelf een inschatting mag maken. Ik zeg daarmee dus zeker niet wat tegenwoordig allerlei modieuze onderwijs- en schoolvormen zeggen, om alles maar bij dat kind te leggen. Nee, je moet het begeleiden preciezer doen, bescheidener en professioneler tegelijk. Het zijn die nuances waar het op aan komt.’ 

In het regeerakkoord van de PVV, VVD, NSC en BBB staat dat onderwijsmethoden ‘politiek neutraal’ moeten zijn. In de Verenigde Staten worden schoolboeken uit bibliotheken verwijderd. Lukt het Marlisa Hommel om politiek neutraal onderwijs te geven?

Burgerlijke ongehoorzaamheid

Hommel werd actief voor Extinction Rebellion nadat er in januari 2020 activisten werden opgepakt vanwege een oproep tot demonstreren. Hommel: ‘Ik kwam erachter dat dat heel normale burgers waren die zich zorgen maakten over de klimaatcrisis. Toen dacht ik, dat kan ik dus ook als bezorgde burger doen.’ En je kunt uiteraard op vele manieren activist zijn. Hommel zegt voor ‘Burgerlijke ongehoorzaamheid’6 te hebben gekozen omdat ‘gewoon op het Malieveld staan weinig verandert.’ Ze put daarbij hoop uit het verleden: de acties uit de jaren 70 van actiegroep Dolle Mina en het verzet tegen de auto onder de slogan ‘Stop de kindermoord!’ Hommel: ‘Toen luisterde de overheid ook alleen maar omdat de burger dat afdwong. Daarom probeer ik het nu weer op deze manier.’

De acties van Hommel kregen veel publiciteit. Ze staat in de krant en deelt ook zelf haar ervaringen bij arrestaties en met politiegeweld op LinkedIn. Toch zegt ze dat haar activisme en haar werk als docent twee behoorlijk gescheiden werelden zijn: ‘Mijn leerlingen lezen mijn posts op LinkedIn niet. Over sommige acties horen ze natuurlijk wel, maar leerlingen vragen er weinig naar. Ik zeg niet dat ik de A12 opga of vraag wie er mee gaat. Dat doe ik niet.’

Verschillende perspectieven

Bij Extinction Rebellion zijn er wetenschappers die zich onder de noemer Scientist Rebellion verenigen, en in de Verenigde Staten zijn er groepen docenten die zich identificeren als Teacher Activists. Hommel: ‘Ik geef klimaatworkshops voor leerlingen, gebaseerd op het IPCC- rapport van de Verenigde Naties. In het kader van Engelse taalvaardigheid laat ik de headline statements zien met zinnen als “Climate change has unequivocally been caused by…” Die zinnen zijn perfect materiaal voor Engels, maar ik treed hiermee natuurlijk ook een beetje buiten de gebaande paden van een docent Engels. Maar misschien is het toch eerder burgerschap dan activisme.’

‘Maar misschien is het toch eerder burgerschap dan activisme.’

Zo beantwoordde de Britse onderwijsfilosoof Michael Hand de vraag welke kwesties nou controversieel zijn en waarbij de docent dus verschillende perspectieven zou moeten presenteren met: dat er geen sprake is van indoctrinatie of activisme als er maar één perspectief is dat rationeel gezien het juiste is. Het onderwijzen van wetenschappelijk onderbouwde inzichten over klimaatverandering kan volgens hem dus niet worden opgevat als activisme.

Onderwijs juist opzoeken

Maar Marlisa Hommels acties op school blijken toch verder te gaan dan klimaatverandering agenderen. Zo demonstreerde ze namelijk ook op het schoolplein: ‘Er kwamen leerlingen een praatje maken. Een leerling die het helemaal met mij oneens is, kwam ook even langs. In de les daarop heb ik hem gezegd dat ik het fijn vond dat hij naar mij toekwam.’ De schoolleiding was er minder blij mee, vertelt ze. De directie heeft haar zelfs verboden om op school nog over haar activisme te spreken.

‘Ik vraag wel aan de leerlingen wat ze van het schoolsysteem vinden.’

Een Amerikaanse hoogleraar, schrijfster en activiste, bell hooks, pseudoniem voor Gloria Jean Watkins (1952-2021) betoogde dat het onrecht in de maatschappij juist ook door scholen onderwezen wordt. Als je haar volgt zou je als activist juist het onderwijs moeten opzoeken om politiek te bedrijven. Daar denkt Hommel echter anders over: ‘Ik vraag wel aan de leerlingen wat ze van het schoolsysteem vinden. Sommigen zijn er wel kritisch over maar dat is volgens mij niet iets wat in de les Engels thuishoort. Gesprekken die daarover gaan voer ik dan eerder buiten de les. In de pauze bijvoorbeeld.’

Los van de vraag of je jouw politieke standpunten als docent mag uiten is er ook een kritiek vanuit rechtse politieke partijen dat het evenwicht verstoord zou zijn, doordat er zoveel linkse docenten (zouden) zijn. Hommel heeft echter een andere ervaring, zegt ze. Zo werkte ze hiervoor op een school waar moeilijk werd gedaan over een klimaatworkshop die ze gaf, terwijl die geheel was gebaseerd op gegevens uit het IPCC-rapport.7 ‘Dat noemden ze een linkse mening, terwijl ik het gewoon over wetenschappelijke feiten had.’

Politiek onderwijzen

Ze vindt wel dat je als docent je mening mag geven als je leerlingen ook maar wel de mogelijkheid geeft om vast te houden aan hun eigen mening. Op haar vorige school vertelde een maatschappijleerdocent zijn leerlingen op welke partijen je niet moest stemmen. Dat gaat haar te ver, zegt ze. Volgens haar is het belangrijk dat docenten zich uitspreken: ‘Bij de Amerikaanse verkiezingen vragen ze: voor wie bent u? Dan geef ik wel mijn mening onderbouwd met feiten en argumenten, onderwijs is ook kennisoverdracht, maar ik vraag ook of er leerlingen zijn die voor Trump zouden stemmen. Dan geef ik ruimte voor die leerlingen. Daar probeer ik wel neutraal in te blijven. En tolerantie houdt ook in dat je je inzet voor andere mensen in de samenleving.’

Het onderwijs moet volgens haar leerlingen leren om een betrokken burger te zijn: ‘Ze moeten weten wat er speelt. Ik merk dat collega’s lastige dingen uit de weg gaan, maar als je het niet bespreekt maak je het ook niet beter. Een school is een mini-maatschappij en het mooie is dat je daar in ieder geval nog met veel verschillende mensen spreekt.’ Een voorbeeld van een goede les maatschappijleer zag ze toen ze aan het demonstreren was, vertelt ze. Een docent had haar gezien en kwam met zijn klas naar buiten om het demonstratierecht uit te leggen. Hommel: ‘Voor dat soort onderwijs ben ik: het gesprek op gang brengen over ongemakkelijke onderwerpen op het juiste moment.’

Renske de Leeuw zegt dat ze blij is met de wettelijke verankering van de stem van de leerling, internationaal en binnenkort ook beter in de Nederlandse wetgeving: ‘Als het gaat om de context van het onderwijs, dan worden zowel de pedagoog John Dewey als Maria Montessori gezien als grondleggers van leerlingenparticipatie en de stem van de leerling.8 In de ideale wereld is onderwijs inclusief voor iedereen en zal iedere leerling gehoord worden en de ruimte krijgen om mee te denken over het onderwijs.’

De Leeuw: ‘Om inspraak van leerlingen in besluitvorming te realiseren zijn er op veel scholen leerlingenraden.9 Uit ons verkennende onderzoek, onder voornamelijk reguliere scholen, blijkt dat leerlingenraden vaak worden voorgezeten door een leraar, intern begeleider of directeur. En dat de invloed van de leerlingenraad beperkt is tot het geven van een mening, waarna geen terugkoppeling plaats vindt naar bijvoorbeeld een Medezeggenschapsraad.10 Met name als verzoeken van een leerlingenraad “onrealistisch” gevonden worden, blijft terugkoppeling uit.’

Iedere leerling horen

‘Een manier om in een school en binnen de visie van Maria Montessori om te gaan met op het oog onrealistische verzoeken vanuit leerlingenraden, is om de raad aan te moedigen om te verkennen wat er allemaal nodig is voor de realisatie van het verzoek. Ook de aanmoediging om een plan van aanpak op te stellen en of een kostenbaten analyse, kan leerlingen stimuleren om zelf kritisch naar het eigen verzoek of plan te kijken. En zo eventueel vaardigheden te oefenen.’11

‘In leerlingenraden zijn ook niet alle leerlingen betrokken bij de besluitvorming en het perspectief van het jonge kind ontbreekt nog vaak. Vanuit de montessorivisie nemen op montessorischolen ook leerlingen uit de onderbouw deel aan leerlingenraden. Dit doordat leerlingen, ongeacht hun leeftijd, serieus genomen worden en geacht worden in staat te zijn om zelfstandig te denken en handelen. Deze visie wordt ondersteund door Eijkholt12: ook de jongste leerling (ook de peuter) is bekwaam om een mening te vormen en te delen. Daarom is het van belang ook leerlingen op jonge leeftijd al de mogelijkheid te bieden om hun mening te delen en beslissingen (mee) te nemen.’

Hoorrecht vanaf augustus 2025

‘Vanuit het Internationale Verdrag over de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties is in Artikel 12 vastgelegd dat “De Staten die partij zijn, verzekeren het kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en rijpheid”.13 Die laatste toevoeging over leeftijd en rijpheid van een leerling, maakt mogelijk dat leerlingen verschillend betrokken kunnen worden voor wat betreft hun inbreng.’14

‘De burgerschapsopdracht vanuit de “Wet verduidelijking van burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs” uit 2021 is een Nederlandse verankering van dat internationaal erkende kinderrecht van de VN. Vanuit de burgerschapsopdracht moeten scholen naar eigen inzicht ruimte bieden aan leerlingen, zodat die kunnen meedenken en meedoen.4 Een andere wettelijke verankering is de “Wet Leerrecht”, vanaf augustus 2025 wettelijk van kracht, met daarin het onderdeel “Hoorrecht van leerlingen”. Scholen moeten leerlingen dus vanaf start komende schooljaar laten meepraten, -denken, -beslissen en -doen bij het ontwerpen van leerling specifieke leerroutes en procedures die betrekking hebben op de leerling, zoals  schorsing, verwijdering en toelating tot een (andere) school.’

‘Het belangrijkste is, ook dat is in lijn met de visie van Maria Montessori, dat kinderen serieus genomen worden en er gewerkt wordt met een leeftijdsadequate benadering als jonge leerlingen betrokken worden in gesprekken en bij beslissingen.5 Maar wat ‘Hoorrecht’ precies is en hoe dit verder vorm zal moeten krijgen binnen het onderwijs is nog erg vaag. Een voordeel is wel dat de relatieve vrijheid voor de invulling van het hoorrecht voor leerlingen aan scholen de ruimte biedt om te verkennen hoe het in te vullen, zodat het ook aansluit bij de visie van de school. Zo ook bij de montessorivisie.’

Bronnen:
1. https://www.mdelfos.nl/
2. Delfos, Martine (2024, 23e druk van eerste druk 2000, meermaals herzien). Luister je wel naar mij? gespreksvoering met kinderen tussen vier en twaalf jaar, Uitgeverij SWP
3. Delfos, Martine (2022, 13e druk van eerste versie 2005, meermaals herzien). Ik heb ook wat te vertellen! Communiceren met pubers en adolescenten, Uitgeverij SWP
4. Delfos, Martine (2020). Het IQ en de intelligentie. De illusie van meten, Uitgeverij SWP
5. VAVO staat voor Voortgezet Algemeen Vormend Onderwijs, vangt vooruit uitvallers en niet geslaagde uit het middelbaar onderwijs op om hen alsnog naar een diploma te begeleiden
6. Bij Burgerlijke ongehoorzaamheid wordt bewust de wet overtreden, maar wordt geen geweld gebruikt tegen personen of zaken.
7. De workshop die Hommel gaf is hier terug te vinden: https://climatefresk.org/world/
8. Brasof, M., & Levitan, J. (2022). Student voice research: Theory, methods, and innovations from the field. Teachers College Press, p.43
9. Bron, J., & Veugelers, W. (2014). Why we need to involve our students in curriculum design: Five arguments for student voice. Curriculum and Teaching Dialogue, 16(1), p 125-139.
10. de Leeuw, R. R. & Maseland, J. (2024). Exploring teacher attitudes regarding student voice and pupil participation in primary education [Paper presentatie]. ECER 2024, Nicosia, Cyprus
11. de Bas, J. & van Meir W. (2023). Inzicht in burgerschapsvorming: Kennis en didactiek voor het basisonderwijs. Uitgeverij Coutinho, p.170
12. Eijkholt, C. B. (2022). Children’s rights and citizenship: A perspective for inclusive and democratic education and care for young children [Proefschrift]. Proefschrifmaken.nl
13. United Nations. (1989). Convention of the rights of the child. United Nations, Treaty series.
14. Lansdown, G. (2005). The evolving capacities of the child. UNICEF Innocenti Research Centre.