Tekst: Sam de Vlieger

Ben Bornebroek is voorzitter van de Vereniging Filosofiedocenten in het Voortgezet Onderwijs (VFVO) en docent filosofie op het Cals College in Nieuwegein. ‘In het nieuwe kerncurriculum komt er meer aandacht voor de kwetsbare mens in relatie tot de ander en tot de natuurlijke omgeving.’

Hoe ziet het vak filosofie op de middelbare school eruit?

‘Dat blijft een moeilijke vraag. Net als bij andere vakken is er een examenprogramma. Hierin staat welke filosofen, concepten en theorieën we moeten behandelen. Maar dat is niet het doel van het filosofieonderwijs. De meeste docenten die ik spreek vinden dat filosofie leerlingen het gereedschap moet geven om zich te kunnen verhouden tot zichzelf, de ander en de maatschappij. Het filosofieonderwijs is dus een middel tot en geen doel in zichzelf. Je hebt er praktisch echt iets aan, dat wordt nog wel eens onderschat of vergeten.’

Zit er een tegenstelling tussen het leren over filosofen en theorieën en het praktisch filosoferen?

‘Er zit daar een spanning, maar ik weet niet of het elkaar per se bijt. Ik zou ook niet weten wat belangrijker is. Ik denk, om Kant te parafraseren, dat een filosofieles zonder filosoferen leeg is maar dat filosoferen zonder filosofieles blind is. Als je inhoudelijk met de leerlingen wil filosoferen is het zonde om die rijke ideeëngeschiedenis met zoveel geniale mannen en vrouwen over te slaan. Er zit een bepaalde kwaliteit in die ideeëngeschiedenis die zonder die te bestuderen niet voor de gemiddelde mens te evenaren is. Ik denk bijvoorbeeld dat ik mezelf beter begrijp door filosofen te bestuderen en dat wil ik mijn leerlingen graag meegeven.’

Hoe zit het met de positie van het vak filosofie op de middelbare school?

‘We hebben altijd wel moeten strijden om een plek te verwerven in het onderwijsaanbod. Het is een behoorlijke prestatie van degenen die daar bij betrokken waren, dat filosofie een examenvak is geworden. Maar er staat altijd druk op het onderwijsaanbod dus die strijd die blijft. Er doen nu jaarlijks vijfduizend leerlingen eindexamen in het vak filosofie en dat bleef de afgelopen jaren stabiel. Waar het vak filosofie is, daar wordt de meerwaarde wel erkend maar er zijn nog genoeg scholen waar we geen voet aan de grond krijgen. Ik denk dat dat te maken heeft met dat veel mensen nog niet goed weten wat we in de klas doen. Het blijft moeilijk om het goed onder woorden te brengen, maar als er mensen in een filosofieles komen kijken, zijn ze eigenlijk altijd onder de indruk.’ 

‘Een filosofieles zonder filosoferen is leeg, maar filosoferen zonder filosofieles is blind.’

Wat zie je dan bij een filosofieles dat je niet bij andere lessen ziet?

‘Ik heb het idee dat er een fundamenteel respect is voor de inbreng van leerlingen. Een vraag bij filosofie is niet iets van “ik begrijp het even niet”, maar het is de kern van ons vakgebied. De vraag en het begrip van de leerling staan centraal. Bij geschiedenis en wiskunde heb je niet altijd de tijd om na te denken over de grondslagen van waar je mee bezig bent. Bij filosofie gaat het altijd over het waarom. Daarom voelen leerlingen er zich ook serieus genomen.’

Welke rol spelen docenten in de ontwikkeling van het vak?

‘We hebben als filosofiedocenten een van de meest actieve vakverenigingen. Bijna vijfentachtig procent van de filosofiedocenten is lid. Dat is bij veel andere vakverenigingen wel anders. We geven als collega’s echt samen het vak vorm. Er wordt erg veel materiaal gemaakt en ook van hoge kwaliteit, en gedeeld.’ 

Welke kant gaat het filosofieonderwijs op?

‘We hebben het grote geluk dat er om de vier jaar een ander examenonderwerp is. Hierdoor stopt de inhoudelijke ontwikkeling van filosofiedocenten nooit – ze moeten zich elke vier jaar bekwamen in nieuwe ideeën en gedachtegangen. Daarom blijft het een levendig vakgebied. Naast het examenonderwerp is er een kerncurriculum dat al vijfentwintig jaar hetzelfde is. Dat is op sommige vlakken wel wat gedateerd. Er komt nu een nieuw kerncurriculum met meer aandacht voor digitale geletterdheid en burgerschap maar ook voor auteurs die voorheen over het hoofd werden gezien of letterlijk werden genegeerd. Er was altijd een grote invloed vanuit een rationalistische trend om de wereld te begrijpen en daarmee te beheersen. In het nieuwe kerncurriculum komt er meer aandacht voor de kwetsbare mens in relatie tot de ander en tot de natuurlijke omgeving.’

In het onderwijs in het algemeen lijken mensen steeds schuwer te worden voor wat betreft het bespreken van gevoelige thema’s. Hoe zit dat bij filosofie?

‘Ik denk dat we in dit land veel filosofiedocenten hebben die goed gesprekken kunnen voeren over gevoelige thema’s. Je bent bij filosofie altijd bezig om elkaar te begrijpen, waardoor gesprekken over heftige onderwerpen bij filosofie bij mijn weten vaak heel goed gaan. De meeste filosofiedocenten zijn volgens mij ook openlijk zoekende. Ze geven als voorbeeld dat ze het ook niet zeker weten. Zo’n grondhouding maakt zulke gesprekken makkelijker mogelijk. Misschien kunnen alle goede docenten dat wel, maar wij hebben het geluk dat we met een lespraktijk zitten waarin dat al ingebakken zit. Ik zou zeggen dat burgerschapsdoelen als begrip en luisteren beter tot hun recht komen met meer filosofie op school. Dat betekent trouwens niet dat alle meningen goed zijn. We zijn gezamenlijk op zoek naar wat een goed antwoord goed maakt. We zoeken bij filosofie met elkaar criteria om het puur subjectieve te ontstijgen.’