Geef het jonge kind de wereld
Tekst: Sandra Veenstra
Beeld: Irene Fotografie
In 2005 kwam Anneliese Jansen toen moeder van vier jonge kinderen en destijds werkzaam op een Antroposofische kinderopvang, min of meer toevallig in aanraking met de montessorivisie. Zij was meteen verkocht, volgde de opleidingen voor het werken met jonge kinderen bij de Nederlandse Montessori Vereniging (NMV) en aan de Association Montessori Internationale (AMI), en werkt inmiddels 20 jaar in de kinderopvang op de groep als Montessori begeleider. Daarnaast ontwikkelde zij de opleiding ‘Montessori voor het jonge kind’ open voor interne en externe collega’s, werkt zij als trainer en publiceerde twee jaar geleden haar boek Een Montessori start van het leven, voor ouders en professionals in de kinderopvang.
Het jonge kind
Anneliese Jansen, ontwikkelaar van opleiding Montessori voor het jonge kind3 en auteur van Een Montessori start van het leven4, heeft bewust gekozen voor het ondersteunen van de ontwikkeling van jonge en zeer jonge kinderen, door Maria Montessori de scheppende periode genoemd. Jansen: ‘Een ontwikkeling zo snel als in de eerste jaren, gaat de mens in zijn leven nooit meer meemaken. Jonge kinderen zijn puur, open en onbevangen, vol overgave en vertrouwen in het leven en in mij. Zij zijn in beginsel afhankelijk, communiceren door middel van hun gedrag en mogen nog kennismaken met zichzelf én met de wereld. Voor jonge kinderen is in zeker zin alles nog kosmisch, zij ervaren zich nog één met de wereld en de mensen om hen heen. We ondersteunen hen juist bij het loskoppelen uit dat geheel.’
Jansen meent dat we vanuit een verkeerd perspectief naar deze vorm van onderwijs kijken: ‘Vaak wordt er naar deze fase gekeken als een soort mini-onderwijs, onderwijs vertaald naar jonge kinderen. Alsof je in het onderwijs het curriculum zou samenstellen voor de bovenbouw, en dan een soort lightversie daarvan zou afleiden voor de onderbouw… Maar de werkelijkheid is omgekeerd. We bouwen ontwikkeling en onderwijs op vanuit het perspectief van baby naar volwassene. Je volgt de behoefte van het kind, en laat de verwachtingen die volwassenen hebben vanuit het onderwijs los. Het gaat om het bieden van ontwikkelkansen in het nu, passend bij deze leeftijd en bij de plek van deze ontwikkelfase in de lijn. Wat hebben zíj nodig om naar boven te groeien?’
Montessori verdeelt de scheppende periode in de onbewuste fase (van 0 tot 3) en de bewuste fase (van 3 tot 6). ‘De babyjaren staan voor het kind in het teken van het lichaamsbewustzijn,’ legt Jansen uit. ‘De baby gebruikt dan alle zintuigen om te ontdekken “wie ben ik, waar sta ik, wat vind ik lekker?” Baby’s creëren een beeld van wie zij zijn door betekenisvolle interacties en bewegingsvrijheid, door te proeven en te tasten, en door ogenschijnlijke toevalligheden aangestuurd door hun brein te herhalen. Denk aan de gerichte herhaling van wat begon als een willekeurige beweging, en dat bewust proberen te herhalen en te herhalen. Als je kijkt, zie je dat de baby meer grip krijgt en dan als dreumes zichzelf steeds meer gaat zien als een eigen persoon. Ze komen dan in de bewuste fase. Het hebben van een eigen wil speelt dan een grote rol in de ontwikkeling.’
Jansen vindt het belangrijk dat ook de volwassenen worden meegenomen in het ontwikkelproces van de kinderen. ‘Zoals we kinderen meenemen, zo moeten we ook ouders uitleggen waarom we doen wat we doen, opdat zij met hun kind kunnen meegroeien. Vanaf de peutertijd gaat het kind “ik” zeggen. Ze gaan zich realiseren dat ze een eigen persoon zijn en ontdekken hun eigen wil en gaan daarmee bewust ontdekken. De focus komt op autonomie, het “nee” zeggen. Een belangrijke mijlpaal in hun ontwikkeling, en ook voor ouders is het een en al verwondering over “de zelfstandigheid” van hun kind, zo jong als ze zijn.’
‘We bouwen ontwikkeling en onderwijs op vanuit het perspectief van baby naar volwassene.’
Kosmisch onderwijs
Jansen: ‘Het universum is. Het één kan niet zonder het ander. Eb en vloed, lichaam en geest, en ook de seizoenen, alles hoort bij elkaar. In de ontwikkeling van baby, dreumes en peuter gebruik ik de term kosmisch onderwijs nooit, het is vooral een term passend bij de ontwikkeling van kinderen vanaf 6 jaar, welke Montessori de periode van verkenning en wetenschap noemt, van 6 tot 12 jaar, en doorlopend in de periode van maatschappelijke gerichtheid van 12 tot 18 jaar. Het fundament is naar zijn aard kosmisch, jonge kinderen voelen zich nog één met alles en iedereen.’
En vervolgt ze: ‘Juist omdat kinderen tot een jaar of zes nog magisch denken, maken zij nog geen onderscheid tussen henzelf en de rest van de wereld. Een voorbeeld: eerst ziet een kind alles op vier poten als dier. Dan leert hij onderscheid maken tussen katten, honden, koeien. Vervolgens leert hij dat er verschillende hondenrassen zijn, golden retrievers, teckels, herdershonden. Dit sterkt zijn begrip en om er verder betekenis aan te kunnen geven, leert het kind in deze eerste levensfase om de categorieën los te koppelen. Wij volgen en ondersteunen daarin hun ontwikkeling door hen eerst kennis te laten maken met al die puzzelstukjes, met zichzelf, met de wereld en met zichzelf in de wereld. Daarna wordt dit passend bij de volgende ontwikkelfases van verkenning en wetenschap en maatschappelijke gerichtheid, waarin ook het basis- en later voortgezet onderwijs zijn intrede doet, weer samengebracht onder de noemer kosmisch onderwijs. Begrip van de samenhang der dingen helpt hen dan verder om zich bewust te worden de grotere verbanden en hun rol en verantwoordelijkheden daarin.’
Nog meer dan bij oudere kinderen zijn bij jonge kinderen de gevoelige perioden in hun ontwikkeling zichtbaar, zegt Anneliese Jansen. ‘Ik werk met kinderen van 0 tot 4. Dat is een magische leeftijd, je ziet het onder je handen gebeuren. Kinderen genieten zo van hun eigen ontwikkelproces, en als professional hoef ik alleen de voorwaarden maar te scheppen.’
Hoe dat er uit zit op de groep? ‘De gevoelige periodes vertellen ons waar de behoeftes liggen. Er spelen altijd meerdere gevoelige periodes naast elkaar. Ons vak is er een van zaadjes planten en geduld hebben. In het werken met jonge kinderen is bijvoorbeeld de dagstructuur van belang, en dan bedoel ik de volgorde der dingen. De duur van de activiteiten is fluïde naar de behoefte van de kinderen, maar de volgorde is hun houvast. De tijdsduur volgt de behoefte van de kinderen, het horloge is typisch iets van volwassenen’, zegt Jansen met een knipoog.
‘Onder activiteiten vallen in deze ontwikkelfase ook het aan- en uittrekken van jassen en schoenen, en alle andere “dagelijks-leven-activiteiten”. Deze mogen best wat langer duren als de behoefte van de kinderen daar ligt, dít is namelijk het leren. En sociale omgangsvormen, juist ook in deze leeftijd wordt het fundament gelegd. Iets anders wat je bij ons op de groepen zal zien, zijn werkelijkheidsgetrouwe weergaven en echte materialen, allemaal bedoeld om kennis te maken met de wereld. Ook in het taalwerk zie je het terug, waar we naast de verschillende categorieën ook de onderverdelingen meenemen. Welke honden zijn er? Welke insecten?’

Zo is het, vindt ook Anneliese Jansen. ‘Iedere fase zijn eigen groei.’


