Zelfemancipatie van leraar en lerarencorps
Tekst: Paul Op Heij
Jasper Rijpma, docent geschiedenis en voormalig Leraar van het jaar, is een van de grondleggers van Ontwikkelkracht, het samenwerkingsverband tussen schoolorganisaties die lerarenteams ondersteunen om zelf bottom up het proces van onderwijsverbetering te organiseren. In het boek dat hij schreef, gericht aan zijn dochter, schrijft hij over waar hij voor staat, voor het geval hij dat later niet meer uit kan leggen.
Als ik hem complementeer dat hij op zijn veertigste ‘een persoon uit één stuk’ is, als surfer, huisvader, leraar en ambassadeur van zijn beroepsgroep, lijkt het alsof hij geen enkele lof voor Wat ik je nog zeggen wil1 verwacht had. Terwijl zijn boek knapper geschreven is dan menigeen in de gaten zal hebben. De surfer en natuurliefhebber zijn de ondergrond voor de montessorihuisvader, leraar en strijder voor beter onderwijs vanuit de beroepsgroep zelf. Jasper Rijpma als voorbeeld van Wat een leraar tot leraar maakt2: je altijd aangesproken voelen en doorzetten vanuit een positiviteit en liefde voor de wereld. Langs die meetlat, het ene indrukwekkende boek langs het andere, scoort hij, want de manier waarop hij met zijn dochter omgaat en de zaken waar hij voor wil staan centraal blijft stellen, tonen dat hij weet wat hij doet. Zijn boek is een ‘liefdesverklaring aan het leraarschap’, een ‘sleutelinstrument in de lerarenopleiding’, zoals in dat andere boek ten voorbeeld gesteld: leraarschap als een levenshouding om zaken van waarde door te willen geven aan volgende generaties in plaats van slechts een verzameling losse onderwijskundecompetenties.
Oefening in vrijheid
Jasper Rijpma: ‘Dank voor het compliment, maar ik heb Wat ik je nog zeggen wil niet bewust zo opgebouwd; ik ben die 16 brieven aan mijn dochter gewoon gaan schrijven, vanwege mijn dodelijke ziekte. Maar het surfen is inderdaad een metafoor voor die rode draad in het boek: onderwijs als oefening in vrijheid, de kern ook van montessorionderwijs: “Leraar help mij om het zelf te kunnen.” Onze dochter zit op een montessorischool en mijn vrouw heeft die achtergrond, maar ik ga in mijn boek ook in op een overkoepelend thema als empathie of compassie. In de kern gaat compassie voor mij over de manier waarop je je verbindt met de ander, in je directe omgeving, maar ook maatschappelijk, hoe we omgaan met nieuwkomers. Compassie is ’s morgens ook even oor hebben voor mijn dochter die het op dat moment minder belangrijk vindt dat ze op tijd op school komt dan dat haar vader woord houdt, want die beloofde gisteren toch dat stukje cake?’
Datzelfde geldt voor de schoolklas of het schoolplein als minisamenleving, zegt hij: ‘Oor en oog hebben voor elkaar, ook tijdens het ontwikkelen. Dat wat pedagoog Gert Biesta het prachtige risico van onderwijs noemt: wij volwassenen hebben allerlei doelen met onze opvoeding, maar opvoeding en onderwijs zijn geen exacte wetenschap; er komt niet per se een euro uit als je er aan de bovenkant een kwartje in stopt. Toch is het verleidelijk om onderwijs zo te zien; je ziet het bij beleidsmakers en in het nieuwe regeerakkoord. Daarin staat dat alle methoden die in het onderwijs gebruikt mogen worden wetenschappelijk bewezen moeten werken. Terwijl ook Jacquelien Bulterman in Het lerarentekort3 weer aantoont dat onderwijs niet zo werkt. De context van klassensituaties is elke keer anders en daarvoor is vakmanschap in veel bredere zin vereist. Leraren moeten vooral meer gaan leren van elkaar in plaats van uitvoeren wat onderwijskunde voorschrijft. Door aan intervisie te doen, elkaar meer feedback te geven en casuïstiek te bespreken. Het versterkt niet alleen het vakmanschap van docenten en schoolteams, het verbindt en emancipeert ook het lerarencorps als geheel. Maar er is extra tijd voor nodig, anders komen collega’s er niet aan toe. En ze moeten ook verlost van protocollen, afvinklijstjes en andere administratieve verplichtingen. Een veelgehoorde klacht zijn ook de verplichte studiedagen waar externe specialisten komen uitleggen hoe les te gegeven – het klassieke top down van beleidsmakers en ook nog steeds van veel onderwijswetenschappers.’
Ontwikkelkracht
Terwijl bij hem in coronatijd een ongeneeslijk melanoom werd geconstateerd, vanwege uitzaaiingen4, was hij bezig een organisatie op te zetten vanuit zijn na zijn verkiezing tot Leraar van het jaar (2014) opgebouwde netwerk. Hij werkte aan een voorstel voor het Nationaal Groeifonds van de overheid, een voorstel voor wat later Ontwikkelkracht5 is gaan heten en waarbij steeds meer organisaties zich aansloten. Hoewel hij er inmiddels een stap terug deed, mag hij nu en dan wel nog ongevraagd advies geven, zegt hij. ‘De 332 miljoen die samenwerkingsverband Ontwikkelkracht ontving vanuit het groeifonds zijn vanuit meerdere consortia aangevraagd, om binnen 10 jaar aan het doel van bottom up onderwijsverbetering te werken. Vanuit vier invalshoeken: allereerst om onderwijsteams te ondersteunen met kunde, tijd en ruimte om tot intervisie en tot meer teamwork te komen. Om binnen scholen expertleraren vrij te maken om dat proces te stimuleren en coördineren, zoals ook onderwijssocioloog Iliass El Hadioui van Transformatieve School het voorstaat. Ook het programma Groeikracht werkt zo, een beproefde methodiek om leraren te ondersteunen om hun lespraktijk samen te verbeteren.’
‘Onderwijs als oefening in vrijheid.’
De tweede invalshoek van Ontwikkelkracht is om expertscholen hun expertise te laten delen met andere scholen. ‘Ik denk dan aan Eva Naaijkens en Martin Bootsma van de Alan Turingschool in Amsterdam – kampioenen hoge verwachtingen. Martin vertelde me eens dat hij met zijn basisschoolkinderen Tsjechov leest, negentiende eeuwse literatuur, met alle kinderen, niet alleen met de bollebozen. Hoge verwachtingen moeten wel gekoppeld zijn aan kansengelijkheid! Je laat niet alleen Jip uit de Watergraafsmeer, gebracht op de bakfiets, Tsjechov lezen, maar ook Karel, op school afgeleverd door een ketting rokende, alleenstaande moeder in een rode Canta. Ten derde de onderwijsonderzoekkant, waarbij het NRO6 kansrijke interventies, verkregen uit onderzoek, via de Kennisrotonde beschikbaar maakt voor deelnemende scholen. Ik zou het mooi vinden als evidence in de toekomst meer uit de praktijk zou komen, op een manier zoals we bij Jacquelien Bulterman zagen. Bij de vierde invalshoek: onderzoeksnetwerk Education Lab, samen met leraren op zoek naar interventies die werken, is dat al beter.’
Sturingsvraagstuk
Hij hoort regelmatig, zegt hij, dat veel leraren slecht zijn toegerust en opgeleid; het gros van het lerarencorps zou niet bekwaam genoeg zijn om onderwijsverbetering bottom up een kans van slagen te geven. De meeste docenten zouden tot louter uitvoerders van beleid zijn gemaakt, eerst door de overheid zelf, vanaf midden jaren 90 door schoolbestuurders. ‘Daarom gaan er stemmen op om de overheid de regie terug te laten pakken van de schoolbesturen. Om op die manier allereerst verdere achteruitgang van onderwijskwaliteit te voorkomen en van daar uit tot verbetering te komen. Dit sturingsvraagstuk ligt in het hart van het onderwijsdebat.’
We moeten inderdaad niet denken dat zo’n nieuwe manier van werken – bottom up, vanuit een sterke, verenigde beroepsgroep, één twee drie gepiept is, waarschuwt Rijpma. ‘Ongeduld kan ook tegen je werken. Dat heeft iedereen kunnen zien bij de poging de Onderwijscoöperatie op te zetten, een georganiseerde beroepsgroep van leraren tegenover de werkgevers, wat in 2016 spaak liep. Maar elke nederlaag kan ook weer groei betekenen – dat heb ik geleerd van de Italiaanse vrijheidsstrijder Giuseppe Garibaldi, zoals ik in Wat ik je nog zeggen wil beschrijf. Het doel van Ontwikkelkracht is primair om leraren aan onderwijsverbetering te laten werken. Als dat bijdraagt aan een georganiseerde beroepsgroep is dat mooi meegenomen. Maar zelfs op Aruba, waar ik ooit stage liep, daar waar de verhoudingen in het onderwijs over het algemeen hiërarchisch zijn, liepen er in de docentenkamer bevlogen pioniers rond die het team op sleeptouw namen.’
Lerarenemancipatiebeweging
Een persoon uit één stuk laat zich niet afleiden door mislukkingen, want werkt vanuit een overtuiging. Maar Rijpma laat zich ook inspireren door Jelmer Evers, ‘geestelijk vader van het flip-the-system idee’ achter lerarenemancipatiebeweging Het alternatief7 van 10 jaar geleden. Evers gaat gestaag door met zijn missie, als voorman van onderwijsvakbond AOb. Maar zou het niet makkelijker zijn als alle docenten automatisch lid zouden zijn van een vakbond, zoals in Finland, vraag ik, zodat iedereen meer met de belangen van de beroepsgroep bezig zou kunnen zijn en minder met het overeind houden van de bond – zoals bij AOb en FNV8 veelal het geval is? ‘Het zou zeker helpen als er een beroepsorganisatie zou komen waar het uitsluitend over de beroepsinhoud kon gaan. Maar ook als leraren automatisch lid worden blijft de vraag hoe hun inbreng bottom up te regelen, zodat zij ook echt het idee hebben dat het hun club is. Net als bij Garibaldi: mensen moesten zich wel Italiaan voelen om Italië tot een eenheid te kunnen smeden.’
‘Elke nederlaag kan ook weer groei betekenen, leerde ik van Garibaldi.’
Jasper Rijpma werd in 2014 tot Leraar van het jaar verkozen, de tijd van de curriculumherziening, Het alternatief en de Onderwijscoöperatie. Hijzelf relativeert zijn uitverkiezing: ‘Eigenlijk is het meer een ambassadeursfunctie die mogelijkheden biedt om met veel mensen te spreken en invloed te hebben in het onderwijs’. Hij mocht ook mee naar internationale onderwijsconferenties. ‘Wat daar gebeurde was dat de top van de Nederlandse onderwijssector, minister, staatssecretaris, topambtenaren en vakbondsbazen, bijeenkwam met de onderwijstoppen van andere hi-performancelanden. Nog aangevuld met mensen van de OESO9 onder aanvoering van Andreas Schleicher. Zij allen gingen daar overleggen, over lerarenbeleid, niet over onderwijs. De meegereisde leraren per delegatie mochten toekijken, maar niet meepraten. Wij waren backbenchers: we mochten luisteren naar hoe de toppers beleidslijnen uitzetten en met elkaar commitment afspraken. Waarop wij als aanwezige leraren de koppen bijeen staken om ons te beraden. In Nederland gaat het meestal niet veel anders – veel onderwijsgeld gaat ook hier op aan zaken die het primaire onderwijsproces niet dienen.’10
Evidence cerebraal
Als het gaat over bottom up versus top down kom je automatisch bij de discussies uit rond research based of evidence informed, zegt hij. ‘Onderwijs wordt vaak teruggebracht tot iets zuiver cerebraals, van zowel leraar als leerling. Kennis en vaardigheden overhevelen, liefst via directe instructie: schriftje open en nadoen wat de meester voordoet. Onderzoek zou hebben aangetoond dat directe instructie de meest effectieve werkvorm is. Prima. Ik werk zelf ook vaak met deze werkvorm. Maar ik heb ook wel eens op een school met een klas meegelopen waarbij de leerlingen de hele dag zo les kregen: vreselijk saai! En dan te bedenken dat het vier tot zes jaar duurt. Mijn dochter is net van de kleuterschool af. Ze komt thuis met schoolpleinverhalen, soms nog primaire reacties van buitensluiten en lelijk doen tegen elkaar. Wij volwassenen kunnen haar wapenen met positief voorbeeldgedrag en via interventies – ik beschrijf het in Wat ik nog zeggen wil. Dat sociale aspect is voor kinderen op de korte termijn het belangrijkste. Dan is er de zelfredzaamheid: onze dochter heeft haar hele kleutertijd veel door het lokaal gelopen, allicht een beetje irritant, maar volgens haar juf had ze dat nodig om te wennen en te kijken wat al die andere kinderen aan het doen waren. Pas daarna kwam ze toe aan wat we kwalificatie noemen: leren lezen, rekenen en schrijven, wereldoriëntatie, wisselende ervaringen, de ene keer enthousiast over thema’s, de andere keer over een lesje. Om zo haar wereld groter te maken en die te kunnen ontsluiten. Maar het kiezen vond ze nog wat moeilijk, want er was zovéél te kiezen. Daar had ze dan weer hulp bij nodig. Ik blijf dus bij mijn slogan: onderwijs als oefening in vrijheid, het geldt voor al die onderdelen.’