‘Wat de hand doet, onthoudt het brein’
Tekst: Sandra Veenstra
Om onze intelligentie te vormen en te behouden, moeten we onze handen gebruiken, leerde Maria Montessori al. Natalja de Wit van Montessori Kindcentrum ‘t Ronde in Leusden beleeft er veel plezier aan als haar kinderen kunnen leren met het lichaam. ‘Peuters willen niets liever dan aanraken en betasten, ervan proeven, eraan ruiken en ermee experimenteren.’
De menselijke natuur steekt vernuftig in elkaar. Zelden wordt dat zo zichtbaar als tijdens het werken
met jonge en zeer jonge kinderen. Bij de geboorte is alle menselijk potentieel al aanwezig. Het lichaam is compleet en ook de volledige brein-infrastructuur ligt klaar om in de toekomst benut te worden voor complexe functies, zoals cognitieve, mentale en sociale processen. Dit alles tezamen met een stevige intrinsieke drive om te ontwikkelen1, maakt dat de pedagogiek (de leer van de ontwikkeling) het jonge kind van meet af aan competent noemt.
Het tot ontwikkeling brengen van dit potentieel gaat echter niet vanzelf, het proces moet worden ondersteund, voorwaarden vervuld. Leef-, leer- en speelervaringen in de leefwereld van het kind zijn noodzakelijk. Spel legt de basis voor al het toekomstige leren. Dit is het werkveld van de pedagogisch professionals in de kinderopvang.
Handen instrument intelligentie
Zeer jonge kinderen moeten zichzelf en de wereld om hen heen nog leren kennen, nog leefervaring opdoen. Dit doen zij van nature door te verkennen, te onderzoeken, te ontdekken. Het principe waar Maria Montessori haar method of education op gebaseerd heeft, zo legt zij uit in haar London Lectures, is: ‘Het kind leert ons een mooie les: om onze intelligentie te vormen en te behouden, moeten we onze handen gebruiken. De handen zijn het instrument van de intelligentie. Het kind moet objecten manipuleren en ervaring opdoen door aanraking en hantering. Wat de hand doet, onthoudt het brein.’
Omgevingservaringen worden in eerste instantie door de hand overgebracht naar het brein, waar de zogenoemde hogere cognitieve processen plaatsvinden. En waar ook de executieve functies zich ontwikkelen: de vermogens om de mens in staat te stellen intentioneel en doelgericht te handelen, problemen op te lossen en zichzelf te reguleren. De functies die ervoor zorgen dat cognitieve activiteit, emotionele respons en gedrag georganiseerd en aangestuurd worden. Het maakt veel duidelijk over de nauwe samenwerking tussen hand en hoofd, en over het belang van de vroege leer- en levenservaringen voor de latere ontwikkeling.
Montessori in hart en nieren
Natalja de Wit, gedreven creatieve duizendpoot en pedagogisch professional, ontdekte in haar werk met jonge kinderen al snel dat zij graag met hun handen en zelfs met hun hele lijf werken. En dat het sensomotorisch werken impact heeft op de kwaliteit van de leerervaringen, het begrijpen en het onthouden. Dus toen zij een school zocht voor haar eigen kinderen en zo met het montessorionderwijs in aanraking kwam, was haar besluit snel genomen. Haar kinderen gingen naar de montessorischool en ook zijzelf omarmde het montessorigedachtengoed. Zij deed de montessoriopleiding voor het jonge kind, en werkt nu sinds vier jaar met peuters op Montessori Kindcentrum ’t Ronde, te Leusden. Leren met je lijf, dat is de kortste en tegelijkertijd allesomvattende samenvatting van hetgeen Natalja de Wit doet in haar werk met peuters. In ál haar werk met peuters. ‘Ik sta daar niet altijd zo bij stil, het is voor mij zo vanzelfsprekend. Maar nu je er zo naar vraagt… Eigenlijk gebruik ik het lichamelijke leren als uitgangspunt bij alles.’
Lichamelijk leren als motor
Maria Montessori schrijft in haar Methode: ‘Het kind leert met zijn handen, door ervaring op te doen, te ontdekken, te creëren, te ontmantelen en te reconstrueren. Spelen is het werk van het kind.’ Waarna zij de gevoelige periodes definieert, verwijzend naar de tijdsvensters in de ontwikkeling, waarin kinderen extra ontvankelijk zijn voor het leren van bepaalde vaardigheden, daar in het bijzonder voor open staan en daarop gefocust zijn.
Natalja de Wit: ‘Dat kun je ook echt zien bij de kinderen. Voor kinderen in deze leeftijdsgroep – ik werk met kinderen van 2 tot 4 jaar, is dat, naast bijvoorbeeld taal, ook bewegen en sensopathisch2 leren. Dat kun je waarnemen. Door daarbij aan te sluiten zet je ze ook echt aan. Het is een waardevolle wisselwerking tussen de kinderen en mijzelf; hun reactie, plezier en groei motiveren mij om steeds nieuwe dingen en mogelijkheden te creëren om juist het lichamelijk leren als motor te gebruiken. Peuters willen niets liever dan aanraken en betasten, ervan proeven, eraan ruiken en ermee experimenteren. Wij noemen dat spelen, maar feitelijk heeft Maria Montessori gelijk: dit is hun ontwikkelwerk.’
Zomer vol zintuigen
Ze vervolgt: ‘Mijn rol daarbij is het zoveel mogelijk aanbieden van verschillende ervaringen die passend zijn, en die de kinderen ook uitdagen een stapje verder te denken. Dat doen we aan de hand van een thema. Nu is dat bijvoorbeeld “Een zomer vol zintuigen”, waardoor het zintuiglijk leren vanzelf in het middelpunt komt en het veel meer wordt dan het leren van een lesje. De vraag is steeds: Hoe kunnen wij het nog tastbaarder voor hen maken?’ Het enthousiasme waarmee Natalja de Wit vertelt, kracht bijgezet met handgebaren, werkt aanstekelijk. ‘Juist door het door je handen laten gaan van de materialen, worden ook weer nieuwe vragen en gespreksonderwerpen opgeroepen bij de kinderen. We nemen de tijd om de kinderen ook echt te laten ervaren. Vaak is er ook iets te proeven bij, zo leren ze ervan te houden.’
Binnen de montessori-methode wordt met jonge kinderen gewerkt met realistische beelden en echte materialen, zegt ze. ‘We richten de kast in met verschillende tastactiviteiten, waarbij we ook dingen kunnen laten horen of ruiken, die met het thema te maken hebben. Wij maken veel zelf in aanvulling op de mooie montessori materialen. We zorgen dan dat de werkjes bijvoorbeeld verschillende structuren omvatten, verschillende maten, verschillende kleuren. En dat dat in lijn is met de symbolen en kleuren waar ook de montessoribasisschool mee werkt. Zo zetten we de doorgaande leerlijn al van jongs af aan in. We zoeken onze inspiratie overigens ook buiten Nederland, om voor een brede variatie te zorgen. Voor een zomer vol zintuigen hadden we bijvoorbeeld ook een knalroze slak. Dat riep bij de kinderen wel vragen op, waarna we vanuit hun nieuwsgierigheid op onderzoek uit zijn gegaan. Want bestaat die dan, die knalroze slak? En waar dan? Nou, het bleek niet zomaar een knalroze slak, het was een regenboog-zeeslak. We zochten er filmpjes van en leerden erover. De kinderen vonden het magisch. We werken meteen aan verbinding tussen abstract en concreet, betrokkenheid bij elkaar en breiden zo de woordenschat en kennis uit.’
Stiltelesje met bewegen
‘Ik vind het belangrijk dat je lekker in je lijf zit, dus ook vanuit die gedachte is het mooi om daar mee te beginnen wanneer de kinderen van nature nog beweegdrang hebben en nog onbevangen zijn. Je gebruikt die beweegdrang dan als kracht. Vanuit onze expertise herken je de behoeftes bij de kinderen. Zo doen we bijvoorbeeld een stiltelesje met bewegen. Het klinkt misschien tegenstrijdig, maar de kinderen worden er heel rustig van. Zo leren ze hun lichaam en ademhaling gebruiken om zichzelf te reguleren.’ Natalja vertelt dan een voorbereid stilteverhaal, waarin de kinderen in een kleine groep bijvoorbeeld meegenomen worden in een dag van een beer, met alle bewegingen en fysieke en mentale gewaarwordingen die daarbij horen. Het wakker worden en zich uitrekken, het kruipen, het spelen en rennen, maar ook het oprollen en stilte maken. Deze geleide belevenis staat stil bij het voelen. Het lesje eindigt in stilte, waarbij de kinderen de kunst van het stilleven voelen. Door je lichaam iets rustigs te laten doen, wordt ook je geest rustig.’
‘Klooien is ook belangrijk: een vies kind is een gelukkig kind.’
Een andere oefening die Natalja de Wit met de kinderen doet, lijkt een beetje op yoga, maar is het niet. Ze tekent gewoon graag, en tekent dan bij ieder thema lichaamshoudingen in de illustraties die daarbij horen. De kinderen worden tijdens een bewegingslesje aangemoedigd de illustratie te verbeelden. ‘Dat is ook een manier om sensomotorisch te leren en geeft veel plezier. Ach, er zijn zo ontzettend veel mogelijkheden, dat maakt het zo leuk. We werken aan levensbelevenissen op alle zintuigen.’
Het klinkt bijna idyllisch. ‘Maar het is niet allemaal zo rustig hoor’, legt ze lachend uit. ‘Ook het klooien vind ik heel belangrijk. Dat heeft geen begin en geen eind, alles is goed. Peuters zijn peuters, en moeten dat vooral ook mogen zijn. En daar hoort ook klooien bij. Want een vies kind is een gelukkig kind. Ik zei het al, ik gebruik het lichamelijke leren eigenlijk bij alles.’.