Terug naar de basis: observeren!
Tekst: Els Mattijssen en Jaap de Brouwer
Beeld: Sanny Views
Observeren in het montessorionderwijs is niet alleen een techniek is, ook een grondhouding van de leraar. Het stelt de leraar in staat om kinderen te begrijpen en te begeleiden in waar zij staan in hun ontwikkeling en wat zij op dat moment nodig hebben. Toch lijkt observeren er vaak bij in te schieten, waardoor het ‘helpen’ van kinderen de overhand neemt. Hoe kunnen we die grondhouding weer tot de kern van het vakmanschap maken?
Leraren maken misschien wel 10.000 beslissingen per dag, vaak genomen in een seconde. Van hoe de leraar reageert op een vraag van een kind tot aan een bevestigende blik; lang niet alle beslissingen worden bewust genomen. Ook lijken lang niet al die beslissingen van goede kwaliteit te zijn. Zo laat onderzoek van Van de Pol en collega’s zien dat leraren geneigd zijn onmiddellijk ondersteuning en begeleiding te bieden, zonder eerst vast te stellen wat het kind al weet en wat het nog niet weet en wat het ritme in zijn of haar ontwikkeling is.1 Ook het ‘diagnoses stellen’, wat heeft dit kind nodig om een volgende stap in zijn of haar ontwikkeling te zetten, lijken leraren nauwelijks te doen, terwijl het belangrijk is om het onderwijs goed op het kind te kunnen afstemmen. Met haar achtergrond als arts zag Maria Montessori het belang van dit soort diagnoses stellen, het doen van waarnemingen. De beste manier om dat te doen is volgens haar het observeren. En juist in de observerende houding van de leraar zit het ‘niet direct reageren’ geborgd. De montessorileraar neemt de tijd om tot beslissingen te komen, observeert, stelt een ‘diagnose’, onderscheidt die van de eigen interpretatie en emoties en besluit over een weloverwogen vervolg van begeleiding.
Bewuste keuzes
Het observeren, waar Montessori zo begaan mee was, had als doel het kind te zien zoals het zich toont. Het vraagt de nodige vrijheid voor kinderen en een duidelijk gekaderde en gestructureerde omgeving, zonder de directe bemoeienis van de leraar. Om te signaleren, dat wil zeggen: markante momenten in het gedrag van kinderen op te merken, stelt de leraar zich op aan de zijkanten van het lokaal. Niet op één vaste plek, want dan zie je alles vanuit hetzelfde perspectief. Door in alle rust en liefst bij herhaling te observeren, signaleert de leraar zo bijzonderheden bij kinderen. Bijvoorbeeld: neemt het kind zelfstandig beslissingen over en tijdens een activiteit? Hoe benut het kind de vrijheid om te communiceren?
Na de observatie heeft de leraar een pallet aan keuzes en mogelijkheden om het kind te begeleiden. Zo kan de leraar een gerichte observatie uitvoeren om nog meer te weten te komen voor een bredere diagnose. Maar de leraar kan er ook voor kiezen om het kind een nieuw materiaal aan te bieden. Soms is het nodig om de omgeving aan te passen: materialen toevoegen, iets verplaatsen of juist weglaten. Maar ook vragen stellen, feedback geven en zelfs afwachten, en daarmee kinderen de tijd geven om te oefenen, behoren tot de mogelijkheden. De verschillende keuzes die de leraar kan maken na observatie worden schematisch weergegeven in bijgevoegde afbeelding. Essentieel is dat de leraar niet bevooroordeeld kijkt naar het kind, maar juist alle keuzes tot begeleiden na de observatie open houdt, afweegt en een bewuste keuze hierin maakt. Het kind automatisch een instructie geven is daarmee echt niet de enige optie.

Onder druk
In de documenten, die binnen de NMV-vereniging worden gehanteerd, is er op dit moment weinig aandacht voor observeren binnen het begrip van de montessori antropologie en anticipatie van leraren hierop. Veel montessorischolen zijn om verschillende redenen gaan werken met leerlijnen. Door het volgen van een vooraf bedachte lijn van de leraar staat de vrijheid van werken onder druk en worden kinderen beperkt door het uitvoeren van door de leraar bedachte taken op de planning. Een andere vrijheid, namelijk die van de sociale contacten en samenwerken, is lastig te observeren als kinderen door de leraar in groepslessen bijeen worden gezet. Het is van grote waarde in een heterogene groep vrij te zijn met wie je werkt of omgaat, om te kunnen oefenen en ervaring op te doen in bijvoorbeeld burgerschap. Wanneer deze vrijheden van kinderen worden ingeperkt, ontstaat er ook direct een probleem voor het observeren van de affectieve ontwikkeling. De leraar hoeft dan feitelijk niet meer te observeren; de vervolgstappen van het kind zijn immers al bepaald in de leerlijn, zoals ook met wie ze samen instructie krijgen. Zodoende is men vooral bezig met het ‘behalen van doelen’: leraren registreren nauwkeurig welke lesjes zijn gegeven en welke materialen zijn aangeboden. De vraag is of deze manier van werken ook echt zicht geeft op het individuele ritme in de verschillende ontwikkelingsgebieden van de kinderen. Of gaat het vooral om zicht op activiteit van het kind?
Observeer!
Zicht op de ontwikkeling van kinderen vraagt dus om observatie. Niet alleen: wat doet het kind?, maar ook: hoe denkt het kind? Aldus zit de kracht van observeren in het vermogen om eerst te kijken, dan te evalueren en pas daarna te handelen. Voor leraren die bewust keuzes maken vormt de observatie een krachtig instrument om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren. En precies dát is de essentie van het vakmanschap van de montessorileraar: het afstemmen op de individuele ontwikkeling van elk kind, zonder het gevangen te zetten in vaste en vooraf bedachte leerroutes en structuren.
Bron:
1. Van de Pol, J., Volman, M., & Beishuizen, J. (2011), Patterns of contingent teaching in teacher-student interaction. Learning and Instruction, 21, 46-57.