Tekst: Sandra Veenstra1  Foto’s: Sanny Views

Hoewel zonder uitzondering iedereen als baby begonnen is, lijken maar weinig mensen de baby en de babytijd op waarde te schatten. In een tijd waar duurzaamheid en efficiency toverwoorden zijn, wordt in de realiteit stelselmatig op beiden ingeboet. Hoe zou het zijn als we de baby eens echt op waarde zouden schatten?

Confrontatie met onbeholpenheid 

‘Baby’s, oh die huilen, slapen, eten en poepen alleen maar’, zo wordt vaak verzucht. En: ‘Kleine kinderen, kleine zorgen. Grote kinderen, grote zorgen.’ ‘Baby’s herinneren zich niets meer, dus het maakt niet uit wat je doet.’ En wat te denken van: ‘Gedraag je niet als een baby!’ of ‘Het wordt pas leuk als ze wat ouder zijn…’

Hebben de mopperaars hier een punt? Baby’s komen immers inderdaad volledig afhankelijk en hulpeloos ter wereld. En in die afhankelijkheid zijn ze kwetsbaar, en vragen ze aandacht, tijd, en energie. Baby’s laten zich niet in het gareel duwen, althans niet in óns gareel. Ze hebben een eigen persoonlijkheid en reageren primair en instinctief, zonder rekening te houden met onze behoeftes of wensen. En hun behoeftes lopen zelden automatisch gelijk met onze agenda’s, wensen, ritmes, stemmingen, energielevels en temperamenten. Velen van ons hebben inderdaad ook geen bewuste herinneringen in woorden, aan die eerste jaren. En misschien nog wel het allerlastigste: baby’s spreken onze taal (nog) niet. Zelfs als we volledig welwillend en geduldig proberen te begrijpen wat ze bedoelen: het blijft gissen (en missen). Kortom: baby’s vragen veel van ons volwassenen. 

Zit de pijn dan vooral in het feit dat baby’s ons in al hun onschuld en hulpeloosheid confronteren met onze eigen onbeholpenheid? Anderzijds zijn er ook mensen die baby’s per definitie lief vinden, en schattig en koddig. Die vertederd raken van iedere blik. Mensen die lachend verkeerde woorden aanreiken, omdat het zo schattig klinkt als de baby dat zomaar imiteert. De mensen die wensen dat dit nog onervaren mensje altijd klein zal blijven, want zo lekker afhankelijk en knuffelbaar. 

‘Baby’s laten zich niet in het gareel duwen, althans niet in óns gareel.’

En hoewel dit mogelijk in veler oren positiever klinkt dan de mopperaars, geeft dit nog steeds geen blijk van het als volwaardige mensen beschouwen van deze jonge medemens, baby, tijdgenoot. Zeer jonge mensjes die in vergelijking met onszelf nog minder ervaringen hebben kunnen opdoen, en waarvan het dus logisch is dat zij op een ander punt in hun ontwikkeling staan dan wijzelf. En waarmee wij ons in vergelijking superieur kunnen wanen, door wat wij al weten, kunnen en kennen. 

Aangeboren potentie: kindkracht

Wat maakt dat zo weinig gelijkwaardig naar baby’s wordt gekeken en over baby’s wordt gepraat? Maria Montessori zag het en leerde ons erover. Baby’s worden compleet geboren met alle menselijke karakteristieken in potentie al aanwezig. Aan het oog onttrokken ligt ook de volledige brein-infrastructuur al klaar om benut te worden voor complexe functies, zoals de mentale en sociale processen. Dat is juist groots. 

‘Als dat niet voldoende is om voor vol aangezien te worden, wat dan wel?’

‘We geven een kind voedzaam eten, zodat zijn lichaampje groeit, en op precies dezelfde manier moeten we hem voorzien van geschikt voedsel voor zijn geestelijke en morele groei. Net zomin als we hem direct kunnen helpen zijn lichaam tot wasdom te brengen, kunnen wij zijn geest of karakter voor hem vormen. Maar wel kunnen we zijn geestelijke behoeftes voeden, op een vergelijkbare manier als zijn lichamelijke behoeftes – en beide moeten op dezelfde wetenschappelijke manier worden aangepakt.’ (Maria Montessori in In gesprek met ouders, blz. 7)

De snelheid waarmee deze baby’s zich in slechts een paar jaren tijd ontwikkelen tot ‘een jong mensje’ dat zelfstandig kan denken en lopen, gerichte acties in gang kan zetten en op meerdere niveaus met anderen kan communiceren, is absoluut imposant. Een compleet persoontje met een eigen persoonlijkheid, een eigen wil, temperament en zelfs humor. Het volledige fundament voor latere leerprocessen in slechts twee jaar ontwikkeld. Als dat niet voldoende is om voor vol aangezien te worden, wat dan wel?

Ons beschikbaar houden

Hoe doen ze dat toch? En wat hebben zij van ons nodig om hun potentieel te kunnen ontwikkelen? ‘Kinderen ontwikkelen zowel hun hersens als hun lichaam door beweging: in het proces van concentratie, zelfdiscipline en volharding gekoppeld aan actieve belangstelling worden de grondslagen voor hun karakter gelegd. Om kinderen een goede start in het leven te geven moeten we ervoor zorgen dat hun omgeving voorziet in hun behoeften aan activiteit en ontwikkeling. Daarbij moeten wij ons realiseren dat het niet onze taak is om te sturen of te storen, maar dat we moeten helpen als een vriend.’ (Maria Montessori in Het geheim van het kinderleven, blz. 51)

En daarin ligt het antwoord. Als wij ons beschikbaar houden (fysiek en mentaal), vertrouwen in hun leervermogen en kracht, hen bewegingsvrijheid geven en waardering voor hun wezen uitstralen, dan kunnen wij hen helpen als een vriend. Want het kind ontwikkelt zich zelf. Dat is geen keuze of beslissing, dat is een gegeven. Wij kunnen de voorwaarden scheppen om hen hun potentie tot ontwikkeling te laten brengen. En daarvoor is het nodig dat wij hen als volwaardig mens erkennen. 

Als wij volwassenen onze rol in het kinderleven naar behoren invullen, heeft dat positieve gevolgen voor hun leef- en leerervaringen, en kunnen zij opgroeien tot gezonde, (veer)krachtige, stabiele, en verantwoordelijke volwassenen. En zo blijkt niets effectiever, duurzamer en efficiënter dan de tijdige ontwikkeling van een stevig en gezond fundament. 

Bronnen:
1. Drs Sandra Veenstra is ontwikkelings- en onderwijspedagoog en AMI-gediplomeerd redacteur van Montessori Magazine