‘Zo efficiënt mogelijk onderwijs is een glijbaan naar almaar meer data en algoritmes’
Tekst: Paul Op Heij
Marleen Stikker, oud-leerling van Montessori Lyceum Amsterdam, is medeoprichter van social media platform De Digitale Stad, internetpionier van het eerste uur. Tegenwoordig is ze directeur/bestuurder bij onderzoeksinstituut Waag Futurelab1 en verbonden als Professor of Practice aan de Hogeschool van Amsterdam. ‘Als de vorm van onderwijs steeds meer bepaald wordt door technologie, bepaalt technologie steeds meer het onderwijs.’
Ze zat op basisschool de Startbaan in Badhoevedorp. De eerste en een deel van de tweede klas van de middelbare school, met Grieks en Latijn, zat ze op het Montessori Lyceum in Amsterdam, nog in de Beethovenstraat. Na de verhuizing met haar moeder – haar vader woonde in Groningen, zat ze enkele jaren op het Revius Lyceum in Doorn waar ze het eerste jaar alleen nog maar enen haalde – ‘een totale mismatch’, en daarna toch havo afrondde. Een paar jaar later vluchtte ze terug naar Amsterdam en rondde daar op het Montessori Lyceum alsnog 5 en 6 vwo af: ‘Er zit dus een gat in mijn montessoribestaan.’
Montessorivisie
Haar twee dochters hebben montessoribasis en voortgezet gedaan, het laatste ook op het Montessori Lyceum. ‘Het is allemaal wel enorm veranderd, moet ik zeggen. In mijn tijd vond ik het heel prettig dat je je eigen route mocht volgen, in je eigen tempo. Ik was zeer nieuwsgierig en gemotiveerd. In de tweede klas gingen we ook op kamp en moesten in groepjes inkopen doen en koken, wat indruk op mij maakte. Het idee van zelf verantwoordelijkheid krijgen, paste wel bij mij. Ik heb daarna het contrast met een traditionele christelijke school gezien. Dat klassikale onderwijs paste mij niet, alle hoepeltjes waren voor je klaar gezet en je had er geen enkele invloed op.’ Maar ze hadden daar op het Revius wel iets als een gezamenlijke dagopening, het tegendeel van het individualistische van montessori, zegt ze: ‘Ja, dat wordt bij montessori wel eens overdreven, het is erg op het individu gericht. Nog steeds, dat zag ik ook bij mijn dochters. Er wordt weinig gezamenlijkheid gecreëerd in de manier waarop de school functioneert. Mijn dochters hadden bijvoorbeeld geen mentor meer per klas, maar individueel. Terwijl een klas toch een bepaalde sociale kracht heeft en helpt een leergemeenschap te vormen; een school moet geen individuele leerproducten willen afleveren.’
Het blokboek waar ze vroeger mee werkte op het Montessori, was het centrale systeem, herinnert ze zich. ‘Maar inmiddels zijn daar wel vier of vijf andere systemen bovenop gebouwd, waarbij het rooster een dominante positie heeft gekregen. Het rooster staat voor vakkenkeuze niet of nauwelijks uitzonderingen toe, lessen moeten gevolgd worden volgens het rooster, er moet alsnog van alles gemaakt worden uit een lesboek en getoetst op vastgestelde tijden. Er bestaat een vreemde kortsluiting tussen al die systemen, grotendeels van buitenaf opgelegd via de Inspectie of via een digitaal leerlingvolgsysteem. Iedereen is voortdurend bezig van alles af te vinken wat van hem of haar verwacht wordt, zowel leerlingen, docenten als schooldirecteuren. En dat waar geen vinkje bij past, legt het loodje in het onderwijs. Jazeker, ik heb door de jaren heen op het Montessori Lyceum een clash van systemen gezien, maar nog steeds met de suggestie dat iedereen zijn eigen leerlijn kan volgen – een beetje een rommeltje eigenlijk. De discrepantie tussen de montessorivisie en de werkelijkheid is groot geworden.’
Dataprofielen
Maar begrijp me goed, zegt ze, het ligt niet aan de intenties van de mensen die er werken: ‘montessoridocenten zijn zelfs bereid geweest er een extra aantekening voor te halen.’ Het is extra pijnlijk, zegt ze, dat men er ondanks alle goede bedoelingen nauwelijks in slaagt een visie overeind te houden. ‘Als je er beter over nadenkt is het eigenlijk vreemd dat het meest vernieuwende dat je over onderwijs kunt zeggen, nog steeds teruggaat op John Dewey uit de 20e eeuw. Die had meer oog voor de sociale context en het praktische leren. Wat mij aanspreekt, is de aandacht voor handelingsperspectief, het individuele én maatschappelijke vermogen om vorm te kunnen geven aan de toekomst. Dat vraagt om een breedte aan vaardigheden, capabilities, zoals filosofe Martha Nussbaum het verwoordt. Iets waar men tegenwoordig op school nauwelijks aan toe komt.’
Ze ziet en leest dat het een worsteling is op scholen. ‘Maar met zoveel goede bedoelingen is zelfreflectie ook niet makkelijk. Het grootste probleem is toch de veranderde schaalgrootte van scholen. We noemen scholen nog steeds scholengemeenschappen, maar het idee van gemeenschap is natuurlijk volledig verdwenen als je een organisatie bent met duizenden leerlingen. De druk op het samenvoegen van scholen vanwege vermeende efficiency en het financieringsmodel zien we ook bij mbo, hbo en universiteiten. Scholen zijn leerfabrieken geworden waar tieners doorheen geloodst worden. Bij te grote aantallen kan men elkaar niet meer kennen, dan worden relationeel en coöperatief vanzelf “transactioneel”. Er ontstaan manager- en datalagen, er moeten dossiers bijgehouden worden en er ontstaan allerlei vormen van datafetisjisme.’
Personen worden daarmee dataprofielen, zegt ze, die gevolgd worden via volgsystemen, waarbij op dashboarden gekeken wordt hoe het met de leerling staat. ‘Kennis van professionals wordt dashboardkennis, waarop gestuurd wordt. Daarom denkt tegenwoordig elke manager dat hij data gestuurd moet managen, omdat je met meer data betere besluitvorming zou krijgen. Ook de performance van de docent zit in het dashboard, eigenlijk de hele school. En via de dashboards worden weer scholen met elkaar vergeleken, want ook vanuit ministerie, media en ouders wordt er naar het dashboard gekeken. Met meer data krijg je meer abstractie en daar zijn we inmiddels met zijn allen meer waarde aan gaan toekennen dan aan praktijkkennis. En het ergste van alles: het vertrouwen in mensen wordt op deze wijze ook ondermijnd, omdat mensen op de werkvloer niet meer vertrouwd worden in hun oordeelsvermogen.’
Leergemeenschap
In het publieke debat over onderwijs gaat het veelal over de tweestrijd tussen zogenaamd efficiënt evidence based onderwijs enerzijds en meer pedagogisch op de leerling gericht onderwijs anderzijds. De vraag is of er een samenhang bestaat tussen het zo op efficiëntie gerichte onderwijs en sterk door technologie gestuurd onderwijs? Een vraag die zij niet rechtstreeks kan beantwoorden, zegt ze, maar via een omweg doet ze het in feite toch. ‘Een derde optie is dat school een leergemeenschap zou moeten zijn. Als je de leergemeenschap als uitgangspunt neemt, zul je een andere school ontwikkelen waarbij de een op een relatie leerling-leraar niet centraal staat, maar ook de relatie tussen leerlingen onderling en de leefwereld daarbuiten. Als de relatie leerling-leraar wel centraal staat, is het kind erg afhankelijk of het door de leerkracht begrepen wordt. Volgens de leerkracht op de basisschool waar ik niet zo goed mee overweg kon, was ik niet geschikt voor het vwo, ondanks mijn hoge Citoscore. Ze beweerde zelfs dat er malversatie was gepleegd, want die hoge uitslag kon niet waar wezen. Het Montessori Lyceum in die tijd baseerde zich op het oordeel van de leerkracht. Ik heb een nieuwe toets moeten maken om te laten zien dat ik het toch echt wel kon.’
Ze heeft het meerdere keren meegemaakt in haar schoolloopbaan, zegt ze, dat het niet klikte met een docent. ‘Als leerling heb je dan geen keuze, je zit gedwongen aan zo’n leerkracht vast. De leerkracht moet je dus ook niet te veel macht geven. Maar evidence based is ook problematisch, want data zijn niet objectief. De keuze voor welke data je creëert is een cultuurspecifieke keuze. De opvatting van zo efficiënt mogelijk onderwijs is een glijbaan naar almaar meer data en algoritmes en modellen waaraan je iemand kunt toetsen. En als de vorm van onderwijs steeds meer bepaald wordt door de technologie, bepaalt technologie steeds meer het onderwijs. Het type onderwijs dat langs de data en het model getoetst kan worden krijgt prioriteit.’
In zichzelf kan evidence based wel betekenisvol zijn, meent ze, maar de toepassing ervan in het onderwijs is zo uit de bocht aan het vliegen dat niemand er meer grip op heeft. ‘Ook in dit traject zitten niet de juiste checks and balances. Het gaat er niet om hoe goed dat iemand wordt ten opzichte van het model of anderen, maar of iemand het beste uit zichzelf kan halen. Ik vind ook ronduit zorgelijk dat leerlingen vanaf hun tiende getoetst worden op wat zij zullen gaan worden, via schoolkeuzetoetsen en problematische intelligentietests2. Ze krijgen voortdurend vragen om te bepalen welke banen bij hen passen. Het is in deze ook die term human capital die schaamteloos wordt gebruikt. Het idee dat mensen “kapitaal” zijn is een grote, collectieve dwaling. We horen kinderen niet op te leiden voor de arbeidsmarkt, maar voor een complexe samenleving; tijdens hun schoolcarrière krijgen ze maar zelden te horen dat ze al iemand zijn en hoe zij met hun vaardigheden de wereld mee kunnen vormgeven.’
Commoner
De school meer als gemeenschap zien, dat slaat een bruggetje naar hoe zij in bredere zin naar technologie kijkt, namelijk dat de technologie van de gemeenschap behoort te zijn en niet van de overheid of van Tech industrie, van de markt dus. ‘Ik geloof in de parlementaire democratie en de rechtsstaat. Maar deze moet geborgd worden in een sterke samenleving. Maatschappelijke instituties, zoals coöperaties, zijn belangrijk in het borgen van publieke waarden en beheren van commons3, gedeelde goederen en diensten, maar wordt die mogelijkheden onthouden door het primaat dat overheden aan de markt geven. Toen de Nederlandse samenleving nog verzuild was, in de jaren zestig en zeventig, had je een sterk maatschappelijk middenveld, de “plural sector”, zoals de invloedrijke organisatiedeskundige Henry Mintzberg het noemt – dat kwam niet alleen van de confessionelen maar ook van de sociaaldemocraten. De samenleving was grotendeels in maatschappelijke entiteiten georganiseerd: scholen, politieke partijen, media, verenigingen, universiteiten, vakbonden, noem maar op. Sinds de ontzuiling heeft het idee postgevat dat er alleen nog maar een overheid en een markt bestaan, geen middenveld meer.4 De overheid nam de regie over publieke diensten over. Na de val van de Berlijnse Muur in 1989 was men ervan overtuigd geraakt dat het kapitalisme had “gewonnen”. Dat gaf een vrijbrief om “de markt” als hoogste goed te zien en werden er door de overheid massaal publieke diensten “vermarkt” en geprivatiseerd. De “plural sector” werd af geserveerd.’
Het internet van begin jaren 90 kan worden gezien als een commons. Transparante en open technologie, open standaarden en een governance die publieke en collectieve waarden centraal had staan. ‘Maar de jaren negentig waren precies die jaren dat publieke zaken zoals openbaar vervoer, water, energie en zorg door overheden werden geprivatiseerd. Het internet werd overgelaten aan de markt, aan start-ups en venture capital. Zo hebben we het internet volledig laten privatiseren en het in handen gespeeld van wat nu Big Tech heet, bedrijven die het hele internet gekoloniseerd hebben en volledig naar hun hand gezet. De overheid sloot vrijwel uitsluitend deals met private partijen, waardoor burgers nu in feite gegijzeld zijn en we voor veel diensten veel te hoge prijzen betalen, waarbij de winsten naar bedrijven vloeien. Als je bedenkt hoelang het allemaal heeft door kunnen rotten, dat gebrek aan waarden gedreven technologie, kapitaalwaarden in plaats van publieke, daar is iets fundamenteel misgegaan. Sindsdien hebben overheid en samenleving het nakijken. Met mijn boek Het internet is stuk. Maar we kunnen het nog repareren5 heb ik misschien wat mensen kunnen overtuigen dat het niet alleen om verlies van privacy gaat, maar belangrijker, om het verlies van autonomie. We moeten als gemeenschap onze strategische autonomie terugwinnen op die bedrijven.’
Futurelab Waag
We zijn onze soevereiniteit kwijtgeraakt aan Big Tech bedrijven, zegt ze: ‘De software die overal draait, de data die ons ontfutseld worden tot en met de grondstoffen die we überhaupt nodig hebben om slimme telefoons te maken, al die zaken zijn geopolitiek en we organiseren de kennis en het eigenaarschap niet voldoende in de samenleving om de regie terug te nemen.’ Waarmee dit geen pleidooi wil zijn om terug te keren naar de zuilen, benadrukt ze, maar wel terug naar meer gemeenschapszin. ‘Bij Futurelab Waag werken wij aan het versterken van publiek-civiele samenwerking in plaats van de nu dominante publiek-private. Wij ontwikkelen concrete projecten, zoals Hollandse Luchten waarbij bewoners de luchtkwaliteit meten rondom Tatatsteel en daarmee een eigen datapositie innemen. Het toont de overheid dat de samenleving weer aan zet is in plaatst van de markt.’
Enkele weken geleden was ze op het Ministerie van Economische Zaken en sprak er met de minister en de staatssecretaris Digitale Zaken, vertelt ze, waarbij ze kon constateren dat de belangstelling voor strategische autonomie in het digitale domein nu hoog op de agenda staat. ‘Hetzelfde merk ik op Europees niveau, bij de Europese Commissie bijvoorbeeld. Niet alleen door wetgeving rond privacy maar ook op het gebied van het beteugelen van marktmacht en AI wetgeving6. Je ziet wel het geworstel in beleidsteksten van Economische Zaken. Neo-liberale economen vinden het maar lastig te verteren dat ze de vrije markt moeten beteugelen, dat strategische autonomie belangrijker is dan het verdienvermogen van aandeelhouders. Nederland is nog steeds idolaat van Silicon Valley en kan maar geen afstand doen van het ongebreidelde geloof in technologie en de verering van startups en “unicorns” die miljarden gaan verdienen. Ten koste waarvan die miljarden verdiend worden, wordt niet doorgerekend. Wel het verdienvermogen wordt in beeld gebracht, niet het verliesvermogen, zoals de ecologische footprint van technologie en het verlies van autonomie en ondermijning van de rechtstaat.’
Onze culturele eigenheid enigszins willen beschermen, werd decennialang als vloeken in de kerk opgevat, zegt ze, het stond niet in dienst van de BV. Nederland. Maar het blind achter de technologie aanhollen, zonder enige waardendiscussie is aan het veranderen. ‘De vraag moet zijn “waar optimaliseren we voor?” Als je maatschappelijk handelingsperspectief en eigenaarschap, bescherming van persoonlijke integriteit en publieke waarden centraal stelt, dan ontwikkel je technologie op een andere manier. Een kritische houding, niet voor of tegen, maar in de zin van onderscheid kunnen maken door onderbouwde kennis, is essentieel. Dat zou ons ook bevrijden van de bizarre claims van de artificiële intelligentie industrie. Claims dat AI een bewustzijn heeft, dat het intelligenter is dan mensen en “het” ons zal overnemen. In werkelijkheid hebben we het over een handvol bedrijven met statistisch gereedschap en infrastructuur die onze samenleving overnemen. AI zelf kan voor specifieke taken heel zinvol zijn, zolang we maar het eigenaarschap en de zeggenschap publiek kunnen borgen.’
Makereducatie
Haar vader was een dichter, die verschillende tekensystemen met elkaar verbond. De taal van verbeelding in tekst en afbeelding in combinatie met annotatie van scheikunde en wiskunde. Een synthese van kunst en wetenschap. ‘Dat heb ik van hem. Denken door de verkokering heen, op zoek naar betekenis’, zei ze ooit. Haar moeder was germaniste, vertaalster en doceerde Duits aan de Universiteit Utrecht. Ook zij deed veel met literatuur zegt ze. Maar waarom haar moeder haar naar het Montessori Lyceum stuurde, weet ze eigenlijk niet goed, ‘of het moet om de ruimte en de vrijheid zijn geweest.’ En waarom zij zelf haar eigen dochters – inmiddels 20 en 22, op een montessorischool deed? Haar oudste werd uitgeloot voor haar eerste keus, en kon toen nog op het Montessori Lyceum terecht. ‘Mijn jongste dochter had het drama van loting meegemaakt en koos ervoor om gebruik te maken van de voorrangregel waarmee je automatisch werd geplaats.’
Ze heeft ooit geprobeerd zelf een school op te richten, samen met Humberto Schwab, voormalig docent filosofie van het Montessori Lyceum en auteur van Socratic Design.7 ‘Op middelbare scholen zouden ze moeten stoppen met die rigoureuze scheiding tussen alfa en bèta, waardoor alfaleerlingen geen technologiekennis ontwikkelen. En meer ruimte voor interdisciplinair en vakoverstijgend onderwijs waar ontwerp, kunst en technologie samen komen. Vanuit Waag Futurelab maken wij ons sterk voor makereducatie waar oude en digitale ambachten, kunst en technologie samenkomen rond concrete opgaven. Je kunt de wereld leren kennen door in de wereld te zijn en zo leer je direct ook wat je eigen rol daarin kan zijn. Neem de opgave om iets te repareren. Dat opent een wereld aan vragen en mogelijkheden tot onderzoek. Wie is de leverancier? Is er een handleiding? Hoe ziet de productieketen eruit? Waar komen de materialen en grondstoffen vandaan? Wat waren de omstandigheden voor de arbeiders? En hoe kunnen we het repareren? Welke ontwerp- en materiaalkeuzes moet je daarvoor maken. Kan digitale fabricatie daarbij helpen? Hoe krijg je een 3D printer aan de praat? Hoe kan ik mijn oplossing delen met anderen? Zo kun je via vervolgvragen de wereld leren kennen binnen een vierkante kilometer om je heen.’
Er zijn zoveel leerwegen mogelijk, zegt ze, maar tegenwoordig denken we heel beperkt over hoe kennis verworven kan worden, liefst via abstracties. ‘Leren beklijft beter door te ervaren en de context te begrijpen. Dat geldt ook voor taal. Door de cultuur van het land te leren kennen en met mensen in gesprek te gaan krijg je grip op een taal. De filosofielessen op het Montessori Lyceum herinner ik me als de enige echt interessante lessen; we gingen echt met elkaar in gesprek, werden uitgedaagd begrippen af te pellen, onze aannames te formuleren, te luisteren. We werden aangezet tot actief denken, niet het herhalen wat in de boeken stond. Misschien zijn het wel de meest invloedrijke lessen uit mijn schoolcarrière geweest. Fundamenteler dan de paar jaar dat ik filosofie studeerde aan de Universiteit van Amsterdam, waar filosofie meer als geschiedenis werd gepresenteerd. Ik heb een drive om de onderliggende principes van de wereld te begrijpen, of het nu om economische modellen, geldcreatie, kwantumcomputing, micro-organismen of om de “hard problem of consiousness” gaat, je mag mij overal voor wakker maken.’
Ontwerper
Nee, ze ziet zich als professor of Practice aan de HvA niet als docent. Leerkrachten verhouden zich anders tot studenten en nemen een heel cohort mee, jaar in jaar uit, zegt ze. Al heeft ze veel plezier aan de uitwisseling met studenten. ‘Ik ben meer bezig met nieuwe kennis en methoden te ontwikkelen. Ik zie mezelf daarom meer als een ontwerper die gebruik maakt van mijn filosofische achtergrond. Ik heb er misschien ook het geduld niet voor, om dagelijks in een onderwijsinstelling te opereren. Al heb ik voor dat internetverhaal wel heel veel geduld moeten leren opbrengen. Ik ben vanaf het eerste moment, begin jaren negentig, onderdeel geweest van een Europese kritische beweging die zowel de mogelijkheden als de gevaren ervan zag. Mensen als Rop Gonggrijp en Filipe Rodrigues zijn daarbij voor mij altijd belangrijke inspiratiebronnen geweest. En ik heb ook veel gehad aan de samenwerking met Francesca Bria uit Barcelona, actief voor de Europese Commissie.’
Maar zeker, er is de laatste paar jaar duidelijk sprake van een kentering en daar kan ze heel blij van worden, zegt ze, ook al gebeurt het allemaal ongelooflijk laat en traag. ‘Het is toch van de zotte dat we hebben geaccepteerd dat bedrijven met onze data en dat van onze kinderen aan de haal gaan. De alternatieven voor de Big Tech zijn aan het doorbreken, bijvoorbeeld berichtenapp Signal in plaats van Whatsapp, Mastadon in plaats van Twitter/X en Next Cloud – een van de succesvolste open sources voor documentbeheer, in plaats van Google Cloud. De interfaces zijn gebruikersvriendelijk en eenvoudig te gebruiken. Dat is essentieel. En er is een service industrie om organisaties te ontzorgen. In Duitsland zijn nu zelfs ministeries overgestapt naar Next Cloud, dus weg uit die Google en Microsoft omgeving. En in het onderwijs is Moodle een prima alternatief voor Google of Microsoft; het wordt overal ter wereld gebruikt. Ook Surfnet maakt vorderingen.’
Transitieagenda
Als ze morgen een nieuwe school op zou richten, zou ze dat zonder Microsoft of Google doen? Voor een onderzoek- en presentatie instelling als Waag is dat in ieder geval mogelijk, zegt ze. ‘80% van de software die wij gebruiken is open source. Met Waag.Social bieden we een sociaal media netwerk waar we zelf zeggenschap hebben. Als wij dat kunnen met een kleine bezetting, dan zouden scholen dat zeker moeten kunnen. Als je ziet hoeveel geld scholen uitgeven aan IT en hoeveel afhankelijkheden dat veroorzaakt – men betaalt vaak ook nog voor systemen die allang niet meer geserviced worden, dan is dat echt bizar veel onderwijsgeld. Voor Magister, een app die je als school nauwelijks naar je hand kunt zetten, betalen we met elkaar in Nederland ruim 25 miljoen per jaar aan licentiekosten. Bovendien weet je er niet van waar de data blijven. Als kinderen klaar zijn op school kunnen ze niet hun data meenemen; ze hebben er geen enkele zeggenschap over. De functionaliteit van Magister is voor een fractie van dat geld open source te maken, waarmee je ruim 25 miljoen per jaar vrijspeelt om aan beheer, innovatie en specifieke wensen te besteden. En dat zonder dat er data gepikt worden. En dat is dan nog maar één van al die applicaties.’
Wat ze nog mist is een expliciete transitieagenda technologie, voor de komende vijf of tien jaar. ‘Net als bij de duurzaamheidagenda is er bij het internet haast geboden. Het zal een combinatie moeten zijn van enerzijds het afdwingen van andere voorwaardes, via wetgeving en handhaving, en anderzijds het investeren in alternatieven. Je ziet bij ICT beheerders en managers nog veel schroom om de verantwoordelijkheid weer terug te nemen. Vandaar het belang van collectieve actie en een goede service industrie rond de alternatieven. Door gezamenlijk op te trekken is het zeker mogelijk de regie op de basis van onze technologie op korte termijn terug te krijgen. En als we de principes op scherp hebben staan, zal ook een groot deel van de AI ontwikkelingen voorlopig in de ijskast moeten.’