Laat kinderen je filosofische vragen beantwoorden
Tekst: Jaap de brouwer
Montessori zien als filosofe is niet voor iedereen bekend terrein. Toch moeten we Montessori’s bijdrage aan de filosofie niet onderschatten, meent Patrick Frierson, historisch filosoof aan Whitman College, Washington, Verenigde Staten. Frierson bestudeerde Montessori’s filosofische opvattingen en publiceerde er over. ‘Haar bereidheid om diep filosofisch werk te doen, maar wel in dienst van kinderen, maakt haar bovendien onderscheidend in de filosofische wereld.’
Na het afronden van haar medische studie en een aantal jaren werken in de psychiatrie, besloot Maria Montessori in 1901 weer te gaan studeren. Ze schreef zich in voor een doctoraatsprogramma in de filosofie aan de Universiteit van Rome om, zoals ze het zelf uitdrukte, ‘de studie te volgen van […] de principes waarop [pedagogie] is gebaseerd.’1 Maar ze werd nooit een bekend filosofe, terwijl de waarde van haar werk op dat vlak niet onderschat moet worden, stelt Patrick Frierson: ‘Ik denk dat Montessori zich niet laat vangen in een hokje. Ze was arts, antropologe, pedagoog, experimenteel psycholoog en dus ook filosoof. Maar in tegenstelling tot bijvoorbeeld Freud, die wel serieus genomen wordt als filosoof, geldt dat minder voor Montessori. Ze focuste op het oprichten van haar eigen beweging, was nooit nauw betrokken bij het filosofisch establishment van haar tijd én was een vrouw in een door mannen gedomineerde filosofenwereld.’
Ruim 15 jaar geleden kwam Patrick Frierson voor zijn colleges bij toeval in contact met het werk van Montessori: ‘Ik gaf een vak dat ging over de filosofie van onderwijs en autonomie. Ik wilde mijn studenten graag iets leren over verlichtingsfilosoof Rousseau en was op zoek naar andere filosofen die daar wat zinnigs over te zeggen hadden. Iemand gaf mij een boek van Montessori en ik wist het meteen: dit is overduidelijk een filosofe. Waarom had niemand mij eerder over haar werk verteld?’
Geen ‘armchair’ filosofe
Het is volgens Frierson niet zo dat Maria Montessori op een theoretisch niveau filosofeerde en vervolgens bekeek of deze ideeën klopten in de echte wereld. ‘Nee, ze wilde geen ‘armchair’ filosofe zijn, die achter haar bureau theoretiseerde. Het is eerder andersom: ze observeerde en bestudeerde de kinderen en onttrok daar filosofische inzichten aan. Ze liet zich leiden door de inzichten die ze kreeg van kinderen. Dat is echt wat anders dan de meeste filosofen destijds deden, die de rol van kinderen marginaliseerden.’
Toch zijn haar werk en inzichten absoluut filosofisch te noemen, stelt Frierson: ‘Filosofie betekent voor mij, in de breedste zin van het woord, de vraag wat het betekent om mens te zijn. En die vraag heeft Montessori zichzelf ook gesteld, maar dan op het niveau van de kinderen. Als je op deze manier haar werk leest, dan zie je daar heel goed de filosofie in terugkomen.’ Deze filosofische insteek hielp Montessori ook in het ontwikkelen van haar onderwijs, zegt hij: ‘Eigenlijk probeerde zij van de pedagogiek een wetenschappelijkere discipline te maken en daar gebruikte ze de filosofie voor. Haar observaties van kinderen gebruikte ze om theorie te geven aan haar werkwijze. Bijvoorbeeld: hoe kan ik gerechtigheid beter begrijpen bij kinderen? Dat vraagt om het nauwkeurig observeren van kinderen, om daar vervolgens inzichten over dit thema aan te ontlenen.’
Meer inzicht krijgen in de filosofische betekenis van Montessori’s uitgangspunten kan helpen om beter de waarden die Montessori probeerde te onderwijzen te doorzien. Frierson: ‘Soms snappen leraren niet de achtergrond van wat ze aan het onderwijzen zijn, dan helpt het om de filosofische uitgangspunten van Montessori beter te begrijpen om te weten wat je aan het doen bent.’ Maar ook filosofen zouden Montessori’s werk moeten bestuderen, meent hij: ‘Haar filosofische inzichten hebben betrekking op centrale kwesties in de metafysica, epistemologie, de menselijke geest, vrijheid en moraliteit. Daar heeft ze nuttige dingen over gezegd. Haar bereidheid om diep filosofisch werk te doen, maar wel in dienst van kinderen, maakt haar bovendien onderscheidend in de filosofische wereld.’
Andere kennisleer
Na overtuigd geraakt te zijn van Montessori’s filosofische kant, besloot Frierson over haar epistemologische uitgangspunten een boek te schrijven: ‘Aanvankelijk had ik het plan opgevat om een boek te schrijven over de gehele filosofie van Montessori. Maar de uitgever dacht dat dat niet zou verkopen. Toen heb ik het omgedraaid: ik heb Intellectual agency and virtue epistemology2 geschreven voor mensen met interesse in de epistemologie. Vervolgens heb ik opgeschreven wat Montessori’s ideeën daarover zijn.’
Epistemologie is de tak van filosofie die menselijke kennis, begrip en, in Montessori’s geval, intelligentie onderzoekt. Frierson daarover: ‘Montessori zag intelligentie als iets wat zich kan ontwikkelen, niet als iets vaststaands. Ze plaatst kennis in een breder kader van menselijke vermogens, houdingen en deugden. Ze gaat onder andere uit van intellectual agency. Dat betekent dat kinderen worden aangemoedigd om hun natuurlijke nieuwsgierigheid te volgen, zelfstandig te denken en leren en ze worden daarbij aangemoedigd om zelf beslissingen te nemen, problemen op te lossen, initiatief te tonen. Montessori ziet het belang van intellectual agency voor alle vormen van menselijke kennis en hecht er meer waarde aan dan bijvoorbeeld aan geletterdheid, specifieke kennis of zelfs “basisvaardigheden”.’
Patrick Frierson ervaart het belang van Montessori’s epistemologische opvattingen in de dagelijkse praktijk, zegt hij: ‘Wanneer ik kijk naar mijn eigen studenten, dan is het voor de meerderheid ongelofelijk moeilijk om ergens zelf geïnteresseerd in te zijn. Ik heb over het algemeen goede studenten, maar vooral als ik hen vertel wat ze moeten doen en wat de consequenties zijn als ze dat of dat doen. Dan gaan ze het allemaal doen. Maar als ik tegen hen zeg: “vind iets waar je geïnteresseerd in bent, verken en onderzoek het”, dan vragen ze meteen wat ze moeten doen om een voldoende te halen. Ze raken in de war wanneer de kaders en consequenties niet helder zijn. Nieuwsgierigheid, eigen onderzoek, het volgen van je interesses; het wordt er doorgaans gewoon uitgeperst op scholen, door te straffen en te belonen. Montessori had daar echt een andere kijk op. Onderwijs moest in haar beleving bestaan uit het bieden van ruimte waarbinnen kinderen hun intellectual agency kunnen uiten, ontwikkelen en kunnen cultiveren.’
Morele filosofie
Na zijn eerste boek besloot Frierson een tweede over de filosofie van Montessori te schrijven, dit keer wel met Montessori in de titel. ‘Morele filosofie gaat over het bestuderen van menselijke deugden, verplichtingen en wat het “goede” is. In The moral philosophy of Maria Montessori3 beschrijf ik Montessori’s ideeën en opvattingen over wat zij verstaat onder een goed, gezond en bloeiend leven. Zij beschrijft dit vanuit drie hoofdwaarden: respect, sociale solidariteit en karakter. De waarden respect en sociale solidariteit kun je opvatten als uitvloeisel van de waarde karakter. De waarde van respect sluit aan bij de morele theorieën van verlichtingsfilosoof Immanuel Kant. Respect, in Montessori’s betekenis, gaat over het respect dat kinderen hebben voor de zelfgekozen activiteit van andere kinderen. Het gaat hier om elkaar ondersteunen en helpen, zonder het werk bij de ander uit handen te nemen. De waarde sociale solidariteit vindt juist zijn weerklank in het werk van de filosofen Hegel en Marx. Montessori ziet sociale solidariteit als het samen handelen binnen een groep als één geheel. De stilteles is er een goed voorbeeld van. Het is meer dan gezamenlijke stilte maken, het gaat ook over het onderwijzen van waarden als sociale solidariteit.’
Karakter komt erg overeen met wat Montessori schrijft over normalisatie en houdt verband met het werk van Friedrich Nietzsche, meent Frierson. ‘Montessori beschouwt karakter als het aanhoudend bezig zijn met boeiend werk, dat iemand voor zichzelf kiest en leidt tot zelfperfectie. Deze vorm van karakter is al aanwezig in het kind, het moet slechts behouden blijven. Bovendien ziet Montessori karakter als de kern van alle andere morele waarden. Kinderen die de kans krijgen om zo te werken, met zelfgekozen werk en in overeenstemming met zichzelf, leggen zichzelf hogere normen op. Ze zijn telkens op zoek om te excelleren, zijn bezig met zelfperfectie. Niet omdat iemand het hen oplegt, zoals normalisatie wel eens verkeerd begrepen wordt, maar omdat dit past bij wie ze zijn en wat ze zelf willen.’
Vogel in kooitje
Volgens Patrick Frierson zijn er twee manieren om het karakter van kinderen te ontwikkelen: door hen in een mal te drukken om bepaalde standaarden te halen of door hun natuurlijke ontwikkeling te ondersteunen: ‘Je zou het ook kunnen beschouwen als twee totaal verschillende taken van de leraar. De eerste zie ik meer als een bureaucratische benadering, de verleiding om van mensen machines te maken die precies datgene uitvoeren wat je er in wilt stoppen. Maar de tweede benadering, waarbij je kinderen ondersteunt om zich te ontwikkelen op een manier die ze van nature geneigd zijn te volgen, is veel lastiger. Want die ontwikkeling is voor elk kind anders, afhankelijk van hun interesses. Je weet van tevoren niet precies hoe die ontwikkeling van het kind verloopt en waar ze toe leidt.’
Toch ziet Frierson dat kinderen op veel scholen nog ‘onderdrukt’ worden om hun natuurlijke ontwikkeling te kunnen ontplooien: ‘Als je een vogel in een kooitje stopt, wordt het geen normale vogel. Dat geldt ook voor kinderen, waarbij “normaal” begrepen moet worden als een terugkeer naar het ruimte bieden aan de natuurlijke ontwikkeling waartoe kinderen geneigd zijn. Het genormaliseerde kind is er eigenlijk al, maar wordt door de volwassene onderdrukt, voortdurend onderbroken en geplaatst in een verkeerde omgeving. Het gaat om het creëren van een omgeving die vrijheid biedt, die aantrekkelijk is voor kinderen. Kinderen die genormaliseerd gedrag laten zien, die karakter ontwikkelen, waarden als respect en sociale solidariteit, dat is simpelweg wat kinderen al doen als we hen er de ruimte voor bieden. Het gaat niet om iets nieuws uitvinden, maar om het onthullen van wat er al is. Ik denk dat een beter begrip van de filosofie van Maria Montessori scholen kan helpen bij het ouders duidelijk te maken wat ze aan het doen zijn, waarom ze het doen en de manier waarop ze het aanpakken.’
Pedagogisch naturalisme
‘Het basisidee van Montessori’s filosofie is om kinderen niet te benaderen met vooringenomen opvattingen over wat goed voor hen is,’ gaat Frierson verder. ‘Leraren komen vaak met oplossingen en ideeën voor kinderen. Maar in plaats daarvan zou de leraar een proces moeten aangaan, waarin kinderen ons op een interactieve manier kunnen leren wat goed is voor mensen. Een mooi voorbeeld is het principe van de aanwezigheid van één materiaal in de groep. Kinderen moeten daar mee leren om gaan, niet doordat de leraar zegt hoe zij zich tot dat ene materiaal moeten verhouden, maar door eerst eens te observeren hoe kinderen met zo’n situatie omgaan. De rol van de leraar is vervolgens, naderhand dus, om te bespreken of de oplossingen die kinderen hebben ondernomen, bevredigend waren voor iedereen en om duidelijk te maken wat er van te leren valt.’
Inmiddels is Patrick Frierson begonnen aan zijn derde boek, waarin hij de totale filosofie van Montessori beschrijft. ‘Ik wil de gehele filosofie van Montessori uit de doeken doen, van de invloeden van filosofen op haar werk tot aan politiek, technologie en religie toe. Het komt er allemaal in. Voor onderwijzers kan het nuttig zijn om te onthouden dat Montessori niet alleen een pedagogische methode heeft ontwikkeld, maar een algehele filosofie die de waarden ondersteunt die zij in haar werkwijze heeft verwerkt. Ik noem het “pedagogisch naturalisme”: het idee dat we moeten leren van observaties uit de natuur, alleen dan in een pedagogische setting. Vervolgens verzamel je empirisch bewijs waar je filosofisch mee aan de slag kunt. Laat kinderen dus je filosofische vragen beantwoorden, zou Montessori gesteld kunnen hebben.’