Tekst: Sandra Veenstra

Als ervaringsdeskundige van complexe echtscheidingen sprak en spreekt Krijn ten Hove veel met schoolleiders en kinderpsychologen over hoe scholen in zulke zaken het best voor het belang van kinderen kunnen kiezen. ‘Als school neutraal wil zijn, betekent dat meestal kiezen voor school en niet voor het kind.’

 

Krijn ten Hove

Krijn ten Hove is vooraleerst ouder en onderzoekt als journalist de jeugdbescherming. Met zijn Zwartboek over de jeugdzorg in Brabant (2018), opmaat voor het dossier Jeugdzorg in het Rood van Follow the Money, is hij meer dan alleen maar ervaringsdeskundige complexe scheidingen en gevolgen ervan voor kinderen op school. Doordat hij zelf in de ouderraad van de school van zijn kinderen zat, kenden de schoolleiding en hij elkaar al en was het makkelijker om tot afspraken te komen, vertelt hij. Toch moest het ook in het geval van zijn eigen scheiding eerst allemaal fout gaan. Toen zijn ex-partner de school vertelde dat hij geen ouderlijk gezag meer had en school dat zomaar aannam, escaleerde het: hij werd door school niet langer geïnformeerd over zijn kinderen, tot hij via zijn advocaat aantoonde dat hij nog wel degelijk ouderlijk gezag had en school hem weer via mail in de cc op de hoogte ging houden1.

Ten Hove: ‘Toen kon school zich niet langer verschuilen achter de wet, ook al zegt die inmiddels dat ook ouders zonder ouderlijk gezag geïnformeerd dienen te worden2. Scholen, stop dus met die schijnneutraliteit! Neutraliteit bestaat in dit soort situaties niet. Als school dan toch neutraal wil zijn, betekent dat meestal kiezen voor school en niet voor het kind. Kinderen die te maken hebben met ouderverstoting waardoor ze één van de ouders niet meer zien of spreken, spijbelen meer, vertonen meer ongemanierd gedrag, gebruiken eerder middelen, zijn weerlozer tegen loverboys en vatbaarder voor crimineel gedrag. Ze hebben ook meer moeite met langdurige vriendschappen en relaties. Een aantal van die zaken zag ik terug bij mijn eigen kinderen, inmiddels 18 en bijna 16. Ik heb toen afspraken gemaakt met school dat alles wat er gecommuniceerd werd ook schriftelijk bevestigd zou worden en via de cc of bcc gedeeld met beide ouders. Waarbij school zich wonderbaarlijk goed rekenschap gaf van de privacyregels, want dat is dan de volgende horde die genomen moet worden.’

Roep om aandacht

Opvallend gedrag van kinderen op school is in zulke gevallen vaak een roep om aandacht, leerde Ten Hove ook uit de dossiers die hij doornam om zijn Zwartboek over de jeugdzorg te kunnen schrijven – die dossiers verzamelde hij via Facebook en later via LinkedIn. Inmiddels heeft hij ongeveer 1.800 dossiers doorgenomen en hij ziet patronen in het handelen van de jeugdbescherming, De Raad voor de Kinderbescherming en Veilig Thuis, maar ook in het doen en laten van scholen. Als de school over kindgedrag via een vertrouwenspersoon of mentor in gesprek gaat met het kind is het belangrijk, zegt hij, dat daarbij gefocust wordt op wat het met het kind doet, meer dan dat het over de thuissituatie zelf moet gaan. Het kind moet een luisterend oor krijgen op een plek waar ouders niet bij kunnen. Want alleen zo kiest de school voor het belang van het kind en pretendeert zij niet boven de partijen thuis te staan. Belangrijk is ook, zegt hij, dat school het kind iemand geeft die het kan vertrouwen, die niet alles direct door brieft aan een ouder. Zo’n kind moet mensen leren vertrouwen, maar de thuissituatie van zo’n complexe scheiding is daar meestal niet de geschikte plek voor, vindt hij. ‘Als het kind ’s morgens op school iets gezegd heeft, moet het dat ’s avonds aan tafel niet weer onder de neus gewreven krijgen.’

Ten Hove: ‘Ik begrijp best dat het voor docenten, mentoren en schoolleiders lastig is in dit soort situaties. Er zijn in Nederland 16.000 kinderen die er mee te maken krijgen en vroeg of laat dus ook elke school. Het moet daarbij best ingewikkeld zijn om zaken en personen van elkaar gescheiden te houden. Zo werd de mentor van een van mijn kinderen gevraagd mee te werken aan een raadsonderzoek, in opdracht van de rechtbank, terwijl hij ondertussen ook vertrouwenspersoon van mijn zoon was. Via een bewust ingezette klachtenprocedure op school hebben we duidelijkheid nagestreefd over of dat überhaupt wel kon. Uiteindelijk heeft de school besloten dat in zulke gevallen een mentor niet twee petten op mag hebben. En zo leren ook andere scholen snel en kiezen steeds vaker en duidelijker voor het belang van het kind. Ze zijn daarbij nog niet zover dat ze de nieuwe aanpak al vast hebben gelegd in een protocol, al is zo’n complexe-scheidingen-protocol wel wenselijk. Ik sta open om scholen hierbij te ondersteunen. Als ze zo’n protocol op willen stellen, dan liever in samenwerking met een kinderpsycholoog dan met een jurist. Want nu schakelen scholen nog te automatisch door naar de meldcode van Veilig Thuis en aansluitend Jeugdbescherming – een wettelijke verplichting, de route van het juridisch denken en vaak escaleren, in plaats van de-escaleren. Omdat de ene organisatie alles wat ze hoort van school doorgeeft aan de andere, worden scholen niet zelden automatisch meegezogen in de escalatie. Dit omdat ouders geïnformeerd worden over zo’n melding en dan kunnen herleiden waar die vandaan komt. Waarna de school er weer op aangesproken kan worden door hen.’

Veilig Thuis

Organisaties als Veilig Thuis en Jeugdbescherming hebben te weinig psychologische kennis in huis van bijvoorbeeld loyaliteitsconflicten waarin kinderen terecht komen, is Ten Hoves ervaring. Hij haalt een rapport aan van vorig jaar van expert-team Ouderverstoting3. Dat rapport is geschreven door psychologen en een ervaren kinderrechter, Cees van Leuven. In dat rapport geeft zelfs die kinderrechter toe niet voldoende te zijn opgeleid voor het voeren van kindergesprekken bij complexe scheidingen. Zo zijn ook medewerkers van Veilig Thuis en Jeugdbescherming vooral algemeen pedagogisch opgeleid en onvoldoende geëquipeerd om die gesprekken met kinderen te voeren, meent hij. ‘Die kinderen voelen zich vaak geïntimideerd door de situatie waarin ze terecht zijn gekomen en vertellen dan weinig, al geven ze wel veel non-verbale signalen af. Kinderpsychologen zijn meer gewend een kind af te pellen. Medewerkers van Veilig Thuis en van Jeugdbescherming tellen alleen maar op wat gezegd wordt; zij zijn meer bezig met dossiervorming, want een casus moet wel een bepaald gewicht hebben natuurlijk. Door de optelsom die door die organisaties gemaakt wordt, krijg je automatisch complexe dossiers, door de meervoudige problematiek. Maar terwijl je aan de oppervlakte veel verschillende zaken ziet, zie je als je die afpelt dat ze meestal voortkomen uit maar één echte oorzaak. Je pelt de symptomen af van de werkelijke kwaal. In feite hetzelfde als wat een huisarts doet: door alle symptomen heen kijken en zien dat er een hernia onder ligt.’

Een belangrijke tip voor scholen is dan ook, volgens Krijn ten Hove: ‘The voice of a child is not always te choise of a child.’ Kinderen in dergelijke loyaliteitsconflicten vinden het meestal fijn dat beide ouders gelijk geïnformeerd worden door school, omdat anders de ene ouder macht over de andere heeft en het kind ook daarbij weer knel kan komen zitten. Via school weet Ten Hove dat ook van zijn eigen kinderen, omdat hij zo met hen mee kan blijven denken en leven. En ook voor school zelf is gelijke informatie beter, want die krijgt dan een breder beeld van de situatie waarin het kind thuis zit. Nog een reden dus waarom school niet neutraal moet willen blijven. Maar het complexe is dat kinderen vaak standaard kiezen voor de situatie waarin ze nu eenmaal terecht gekomen zijn; om zichzelf te beschermen tegen nog meer pijn en verdriet stoten ze vaak de andere ouder af. Maar in vrijwel alle gevallen heeft het kind daar hele ambivalente gevoelens bij. Daarom is het noodzaak voor scholen om niet alleen af te gaan op wat een kind primair zegt, maar dat ook te vergelijken met houding en gedrag. Als een kind zegt klaar te zijn met een van de ouders, zou het vaker happy gedrag moeten kunnen vertonen. Als het toch probleemgedrag vertoont en vaak verdrietig is, komt het gedrag niet overeen met wat het zegt. Beeld en geluid matchen dan niet, wat een signaal zou moeten zijn.’

Eigen belevingswereld

De school van Krijn ten Hoves kinderen, Katholieke Scholengemeenschap Etten-Leur (KSE), geeft bij monde van afdelingsleider Gert-Jan Hereijgers te kennen inderdaad samen veel geleerd te hebben van de casus. En met Ten Hoves dochter en zoon gaat het sinds een jaar ook zichtbaar beter. ‘In het belang van kinderen is in zo’n situatie dat er een veilige plek is, school, de enige plek waar de ouders er even niet bij zijn en waar ze in hun eigen belevingswereld kunnen zitten. Als school die veilige plek niet is, zullen zulke kinderen vaker afwezig zijn of veroorzaken allerlei andere problemen op school.’ 

Bronnen:
1. Uit veel dossiers van complexe scheidingen blijkt dat aan een van de ouders het ouderlijk gezag is ontnomen. Echter ook die ouder behoudt het recht op informatie door de school. Artikel 1:377c BW (Burgerlijk Wetboek) bepaalt dat de school verplicht is (ook) een ouder die niet het ouderlijk gezag heeft, als hij of zij daarom vraagt, van beschikbare informatie te voorzien over belangrijke feiten en omstandigheden die het kind of de verzorging en opvoeding van het kind betreffen. Er zijn op deze regel twee uitzonderingen: 1) de informatie wordt niet verstrekt als de school de informatie niet op dezelfde manier aan de ouder met het ouderlijk gezag zou verstrekken; 2) de informatie wordt niet verstrekt als het belang van het kind zich tegen het verschaffen van de informatie verzet.
2. Artikel 11 van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en artikel 23b van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) bepalen dat de school over de vorderingen van de leerlingen rapporteert aan hun ouders. De school moet altijd neutraal zijn. 1) De school moet voorkomen partij te worden in een echtscheidingsconflict en moet alle schijn van partijdigheid vermijden; 2) De school hoeft soms geen informatie te verstrekken als zij daardoor haar neutraliteit verliest. Bijvoorbeeld wanneer een ouder vraagt of er een verschil is in de leerprestaties van de kinderen in de weken dat ze bij de vader en de weken dat ze bij de moeder zijn. https://avs.nl/veelgestelde-vragen/wat-moet-mag-nu-wel-en-wat-niet-als-het-gaat-om-informatie-verstrekken-aan-gescheiden-ouders/
3. https://open.overheid.nl/repository/ronl-5ba62987-ede5-44e9-b8e1-7ad97b7b4741/1/pdf/bijlage-1-adviesrapport-expertteam-ouderverstoting-complexe-omgangsproblematiek-januari-2021.pdf