Tekst: Jaap de Brouwer

Maria Montessori benadrukte hoe essentieel beweging is voor de mentale ontwikkeling van kinderen. Ze zag een sterke verbondenheid tussen fysiek handelen en materialen aanraken en leren, waarbij beweging niet alleen motorische vaardigheden, maar ook cognitieve functies versterkt. Moderne theorieën als ‘embodied cognition’ ondersteunen deze visie: leren vindt niet alleen plaats via hersenen maar met het hele lichaam. Maar heeft bewegend leren dan ook meerwaarde voor leerprestaties?

Meisje aan het streeplopen.

‘Wat zijn kinderen toch vaak onrustig.’ Een aantal moeders klaagde bij Maria Montessori dat kinderen amper een paar minuten konden stilzitten. Montessori pareerde de opmerking door te stellen dat het logisch is dat kinderen niet op bevel kunnen stilzitten; het is immers tegen hun natuur, zei ze.1 Montessori stelt in haar werk dat het voor kinderen natuurlijk is dat zij continu bewegen, want daardoor ontwikkelen zij zich. Ze verwondert zich dan ook over het feit dat leren en bewegen op veel scholen gescheiden zijn. De school heeft volgens Montessori het bewegen van kinderen verwaarloosd; ze laat kinderen stilzitten in speciaal daarvoor ontworpen schoolbanken en bewegen wordt beperkt tot lichamelijke opvoeding of spelletjes.2 Het kind dat moet stilzitten en luisteren verkeert in de slechtst mogelijke positie om te leren, zowel geestelijk als lichamelijk, is Montessori stellig.3 Ze stelt zelfs dat het ‘de grootste misvatting van de moderne tijd is dat beweging op zichzelf gezien wordt, als iets los van de hogere functies.’4 En elders schrijft ze: ‘Zonder beweging is er geen vooruitgang en is het brein niet gezond.’5 Het is volgens haar van vitaal belang dat de opvoedingspraktijk doordrongen raakt van de verbondenheid van mentale ontwikkeling en bewegingen van het kind.6  

‘Bewegingsopvoeding raakt de kern van mijn opvoedingsmethode.’

Nieuwe kijk op bewegen

‘Bewegingsopvoeding raakt de kern van mijn opvoedingsmethode’, gaat Montessori verder. 7 ‘Als we hersenen, zintuigen en spieren hebben dan moeten die samenwerken.’3 Zij ziet dat beweging een belangrijke rol vervult in de mentale ontwikkeling van het kind, maar wel onder de voorwaarde dat de bewegingen verband houden met de mentale activiteit die plaatsvindt.6 Ze bedoelt dus niet bewegen om het bewegen; het gaat om bewegingen die nauw verband houden met het leren van kinderen. Zo leren kinderen op de montessorischool eerst schrijven en dan pas lezen, andersom dan gebruikelijk is op andere scholen. Montessori onderbouwt haar aanpak: ‘Een kind van drie zal beginnen met het voelen van de schuurpapierenletters voordat het de letter leert herkennen met het oog. Daarna zal het kind een potlood pakken en de letter voor zichzelf tekenen. Daarna leert hij de klanken combineren door woorden te leggen met de letterdozen. Lezen volgt daarop zonder enig moeite.’ Dezelfde werkwijze gaat op voor rekenen, meent zij, waarbij kinderen leren door vooral eerst zelf actief bezig te zijn. ‘Ze bewegen op een actieve, natuurlijke manier, waarbij ze tegelijkertijd iets leren,’ constateert ze.8 De mentale ontwikkeling en het bewegen behoren dus tot hetzelfde proces, meent zij, ze ondersteunen elkaar en moeten dus niet los van elkaar gezien worden.5  

Meisje met legletters.

In Montessori’s visie móet het kind wel bewegen om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. ‘Uit wetenschappelijke observatie blijkt dat intelligentie zich ontwikkelt door middel van beweging’, stelt Montessori.5 ‘Onderzoek overal ter wereld heeft bevestigd dat beweging de geestelijk ontwikkeling ondersteunt. Natuurlijk kan het kind zich ontwikkelen tot een bepaald niveau, zonder de hulp van bijvoorbeeld zijn handen, maar dit kind zal nooit het niveau bereiken van een kind dat zijn beweging en intellect gezamenlijk ontwikkelt’ , stelt Montessori.9 Maar behalve dat, stelt zij, maakt het ook dat deze kinderen minder in staat zijn tot gehoorzaamheid, geen initiatief nemen en lui en verdrietig lijken. Terwijl kinderen bij wie het bewegen en het intellect zich gezamenlijk ontwikkelen een sterker karakter vormen en hun ontwikkeling ook voorspoediger verloopt.11  

Beweging en coördinatie

Montessori zoomt uiterst precies in op het belang van bewegen in de totale ontwikkeling van het kind. Eerst gaat bewegen om gecoördineerd bewegen. Of specifieker: het gaat om die bewegingen die bijdragen aan de uitvoerende functies van de mentale ontwikkeling.10 Het is Montessori’s eerste streven om kinderen te leren om hun motoriek onder controle te krijgen, opdat ze handelingen nauwkeurig kunnen uitvoeren. Dat is ook de reden dat er in de onderbouw van een montessorischool veel activiteiten zijn waarbij de motoriek van jonge kinderen geoefend wordt. Denk aan de stiltelessen, het streeplopen of de oefeningen voor het dagelijks leven. 

Wanneer het kind is staat is om gecoördineerde bewegingen te maken, lukt het ook om zichzelf beter aan te sturen, redeneert Montessori. Ze stelt dat op deze wijze het kind twee polen met elkaar verbindt: de innerlijke psyché van het kind, het ik, en zijn uitdrukkingsorganen, de beweging.11 Het gaat om ‘beweging die de gedachte in daden omzetten.’12 Een gevolg van deze relatie is het belang dat Montessori hecht aan het spontaan handelen van het kind, zodat het ‘zelf zijn daden kan kiezen én kan uitvoeren.’11 Denken en doen zijn zodoende aan elkaar verbonden, evenals het leren, het lichaam en de beweging dat zijn: ‘Het zenuwstelsel, samen met de hersenen, de zintuigen, de zenuwen en de spieren brengt de mens in contact met de wereld.’13

‘Embodied cognition suggereert dat we vooral leren met ons lichaam.’

Werken met trinoom, een voorbeeld waarbij bewegen en leren samengaan.
Embodied cognition

Montessori’s ideeën over de verbinding tussen bewegen en leren worden door meer recente theorieën ondersteund onder de gezamenlijke noemer ‘embodied cognition’. Embodied cognition suggereert dat we vooral leren met ons lichaam en niet alleen met onze hersenen.14 In lijn met Montessori, stelt de theorie van embodied cognition dat het lichaam een actieve, directe rol speelt in cognitie, in plaats van dat het alleen maar ‘dienstbaar’ zou zijn aan de geest. De theorie heeft zijn achtergrond in de biologie, maar is uitgebreid naar verschillende gebieden zoals filosofie, psychologie, cognitieve wetenschap en neurowetenschappen.

Een voorbeeld van hoe de theorie van embodied cognition van invloed is op het leren, wordt gegeven door de onderzoekers Kiefer en Trumpp.15 Zij stellen dat het schrijven invloed heeft op lezen, omdat tijdens het schrijven motorische processen en zintuiglijke ervaringen, zoals het vormen van letters en woorden met een pen of potlood, impliciet geactiveerd worden voor het lezen. Schrijven, zo stellen de onderzoekers, beïnvloedt dus leesprestaties van kinderen. Ook MRI 16onderzoek, waarmee structuur en functie van hersengebieden in beeld gebracht worden, toont aan dat bij de visuele herkenning van letters motorische gebieden in de hersenen geactiveerd worden wanneer letters worden geoefend met behulp van schrijven. Deze motorische gebieden werden niet geactiveerd wanneer kinderen de letters leerden door middel van slechts typen. 17 Schrijven, in de zin van schrijven met de hand, en lezen zijn dus met elkaar verbonden, stellen de onderzoekers.

Volgens de theorie van embodied cognition kan ‘rijke kennis’ over een onderwerp alleen worden verkregen als kinderen het onderwerp kunnen zien, horen, aanraken en ermee kunnen handelen. Zodoende lijkt het er inderdaad op dat motorische ontwikkeling en cognitieve ontwikkeling meer samenhangen dan tot nu toe algemeen werd aangenomen.18 Het concept van embodied cognition, maar ook van bewegen in bredere zin om het leren te bevorderen, heeft dan ook het interesse van onderzoekers aangewakkerd.   

Bronnen:
1. Montessori, M. (2015). In gesprek met ouders. Montessori-Pierson Publishing Company. p. 29
2. Montessori, M. (2019). Het brein van het jonge kind. Montessori-Pierson Publishing Company. p. 143
3. In gesprek met ouders, p. 34
4. Het brein van het jonge kind, p. 145
5. Montessori, M. (2023). Opvoeden voor een nieuwe wereld. Montessori-Pierson Publishing Company. p. 44
6. Het brein van het jonge kind, p. 146
7. In gesprek met ouders, p. 32
8. In gesprek met ouders, p .33
9. Het brein van het jonge kind, p. 156
10. Het brein van het jonge kind, p. 150
11. Montessori, M. (2021). Geheim van het kinderleven. Montessori-Pierson Publishing Company p. 76
12. Montessori, M. (2015). De Methode. Montessori-Pierson Publishing Company. p. 107
13. Opvoeden voor een nieuwe wereld, p. 43
14. Ale, M., Sturdee, M., & Rubegni, E. (2022). A systematic survey on embodied cognition: 11 years of research in child–computer interaction. International Journal of Child-Computer Interaction, 33. https://doi.org/10.1016/j.ijcci.2022.100478
15. Kiefer, M., & Trumpp, N. M. (2012). Embodiment theory and education: The foundations of cognition in perception and action. Trends in Neuroscience and Education, 1(1), 15-20. https://doi.org/10.1016/j.tine.2012.07.002
16. MRI staat voor Magnetic Resonance Imaging, beeldvorming met magnetische resonantie.
17. James, K. H., & Engelhardt, L. (2012). The effects of handwriting experience on functional brain development in pre-literate children. Trends in Neuroscience and Education, 1(1), 32-42. https://doi.org/10.1016/j.tine.2012.08.001
18. Diamond, A. (2000), Close Interrelation of Motor Development and Cognitive Development and of the Cerebellum and Prefrontal Cortex. Child Development, 71: 44-56. https://doi.org/10.1111/1467-8624.00117
19. Slot-Heijs, J.J., Vrieswijk, S., Lucassen, J.M.H. (2021). Bewegingsonderwijs en sport in het primair onderwijs. 2-meting. Mulier Instituut
20. Singh, A., & Slot-Heijs, J. (2022). Bewegen en leren in het primair onderwijs. https://www.onderwijskennis.nl/kennisbank/bewegen-en-leren-in-het-primair-onderwijs
21. Barbosa, A., Whiting, S., Simmonds, P., Moreno, R. S., Mendes, R., & Breda, J. (2020). Physical activity and academic achievement: An umbrella review. International Journal of Environmental Research and Public Health, 17 (16), 1-29.