Integrale aanpak Rotterdam Vakmanstad
Tekst: Sam de Vlieger
Henk Oosterling doceerde filosofie aan de Erasmus Universiteit, noemt zichzelf ecosoof en startte in 2008 onderwijsproject Rotterdam Vakmanstad1 op. ‘Het zorgt voor een integrale onderwijsaanpak op inmiddels 20 basisscholen in Rotterdam-Zuid, waarbij het lichaam belangrijker is dan gebruikelijk.’
Henk Oosterlings interesse in basisonderwijs begon in de jaren 70 op de Pedagogische Academie. In die periode maakte hij ook kennis met montessorionderwijs. Een maand voor het examen stopte hij echter, omdat hij, zijn woorden, ‘niet de doem van het onderwijs over zich heen wilde krijgen, want als je er eenmaal in zit kom je er nooit meer uit.’ Basisonderwijs en haar didactiek bleven hem echter boeien.
Het fysieke, mentale en sociale
Van 2005 tot 2018 was hij betrokken bij voorbereiding en voortgang van Rotterdam Vakmanstad, het project in Rotterdam-Zuid waarbij wordt gewerkt aan een integraal leerplan met sport, eten, tuinieren, kunst, techniek en filosofie. Volgens Oosterling sluit dit aanbod aan bij het montessoriaanse principe dat je kinderen moet helpen om zichzelf te ontwikkelen: ‘Je probeert zo min mogelijk dwang uit te oefenen. Je moet kinderen geïnteresseerd maken.’
Ook op andere basisscholen wordt filosofie of sport aangeboden, maar het unieke van Vakmanstad zit, volgens Oosterling, in focus en samenhang van de verschillende vakken. ‘In elk vak is er aandacht voor fysieke, sociale en mentale ontwikkeling van het kind en vakken bouwen op elkaar voort. Judo is bijvoorbeeld veel meer dan alleen sport. Er zit een mentale component in, je leert doorzetten, een sociale component, je leert de ander lichamelijk respecteren, en een fysieke, dat je niet bang hoeft te worden van je eigen lichaam en dat van een ander. Deze lessen komen dan ook terug bij filosofie, mentaal, of bij koken, fysiek.’
Integratie vakken en omgeving
Inhoud van lessen wordt dus geïntegreerd aangeboden. Speciale coördinatoren ondersteunen docenten om ervoor te zorgen dat het mentale, sociale en fysieke in de verschillende lessen terugkomen. Daarnaast worden ook de ouders bij school betrokken, zodat lesstof ook mee naar huis gaat. Lessen over calorieën en voedsel komen zo ook in de keukens bij de families terecht. Hier zit volgens Oosterling een verschil met de montessorididactiek, vooral gericht op de emancipatie van het individu. Henk Oosterling: ‘Heel begrijpelijk in de tijd van Maria Montessori, begin 20e eeuw, maar we leven nu in een andere tijd, doorgeschoten individualistisch. Wij zijn dan ook meer gericht op de relatie. In mijn idee ontstaat het individu pas als er een relatie is. In alle vakken staan relaties en samenwerking centraal, niet alleen met personen, ook met de omgeving. Bij tuinieren leer je dat je afhankelijk bent van regen, zon en mensen om voedsel op je bord te krijgen.’
Het sociale aspect komt misschien nog wel het sterkst terug in samenwerking bij de kooklessen. Hier leren ze niet hun individuele vrijheid te versterken, maar dat ze van elkaar afhankelijk zijn, zegt hij. ‘In de keuken hebben ze elkaar nodig. Het sociale wordt bevorderd terwijl ze fysiek bezig zijn. Bovendien zijn ze intercultureel bezig. Het is Marokkaans, Turks, Nederlands, Surinaams, veganistisch, alles door en met elkaar.’ Nee, er wordt niet op een eiland gekookt want ook de lessen judo komen hier terug, zegt hij. ‘Als je het respect dat je toont als iemand voor je kookt, en het respect wat je bij judo leert op de mat, doortrekt, zou dat wel eens een louterend effect kunnen hebben op gepolariseerde gemeenschappen waarbinnen veel kinderen opgroeien.’
Lichaam en leefwereld
De visie van Oosterling op de rol van het lichaam wordt getekend door de leefwereld in Rotterdam-Zuid. Een groot deel van de leerlingen is lichtelijk obees en tegelijkertijd verschijnen een heleboel leerlingen zonder ontbijt op school. ‘Probeer dan nog maar eens wat voor elkaar te krijgen. Ons uitgangspunt is ook dat we kinderen helpen om hun eigen ontwikkeling te volgen. Het lichaam kan daarbij belemmerend of motiverend werken. Het is heel simpel: als je je fysiek rot voelt heb je nergens zin in en als je je goed voelt heb je wel zin.’
Naast problemen met slechte voeding ziet Oosterling dat te veel nadruk op de cognitieve ontwikkeling van kinderen nadelige lichamelijke gevolgen heeft. ‘Het reguliere onderwijs is volledig op het mentale gericht. Mensen die alleen maar met hun hoofd hebben leren werken, krijgen vaak te maken met rugklachten, tennisarmen, stress en een burn-out.’ Hij vindt dat kinderen gezond opgevoed moeten worden omdat ze dan beter in hun vel zitten en beter functioneren. De oplossing is volgens hem dan ook meer dan alleen bewegingsonderwijs of sport; hij vraagt om integratie van het mentale, sociale en fysieke. ‘Ik denk dat het fysieke alleen maar tot zijn recht kan komen als het met het sociale en mentale verbindt.’
Judo voor ontwikkeling
Die integratie vindt Oosterling met name in Japanse krijgskunsten als aikido en judo. De keuze voor deze sporten is gebaseerd op gevoeligheden van het jonge kind in relatie tot zijn lichaam en de impact van deze sporten op de sociale en mentale ontwikkeling, zegt hij. ‘We beginnen met aikido omdat je elkaar daarbij nauwelijks aanraakt. Je leert de energie van de ander inschatten en je valt nooit aan. Pas in groep 5 beginnen we met judo, waarbij je elkaar wel stevig aanraakt. In het begin hebben ze daar moeite mee, maar dat gaat snel voorbij. Door judo leren ze respect voor de ander. Dat werkt ook door in het gedrag op het schoolplein.’ Om uit te leggen waarom judo zo’n geschikte sport is voor de sociale en mentale ontwikkeling van kinderen op de basisschool, maakt hij een driedeling in sporten. Hij weet waar hij het over heeft, want was zelf Nederlands Kampioen kendo2 en deelde zijn kennis3: ‘Je hebt sporten met een groep, sporten met z’n tweeën en sporten die je alleen doet. De sporten met z’n tweeën zijn relationele sporten. Je bent met elkaar bezig en het schept een relatie. Dat is bij voetballen minder een op een. Zo’n relatie opbouwen in het judo gebeurt binnen strikte gedragsregels, zeker bij Japanse krijgskunsten. Door de regels op de mat kan je nooit uit je dak gaan; je leert door te zetten maar wel binnen regels. Als je naar de sportschool gaat krijg je ook wel doorzettingsvermogen, maar je vecht tegen een schema; je hoeft geen rekening te houden met anderen. Het sociale in judo is voor mij doorslaggevend.’
Emancipatorisch voor meisjes
Andere relationele vechtsporten kun je volgens hem beter op een latere leeftijd aanbieden. ‘Karate op te jonge leeftijd heeft een nadelig effect op hun mentaliteit. Ze schoppen overal tegen aan. Bij kickboksen of karate gaat het ook om pijn kunnen incasseren. Dat kun je van kinderen nog niet vragen. De ontwikkeling van het kind, in montessoritermen, laat dat op zo’n moment nog niet toe. Het moet speels blijven.’
Een ander sociaal effect is de emancipatorische werking voor meisjes, in Rotterdam-Zuid. Volgens Henk Oosterling is de positie van veel van die meisjes niet fraai. ‘Stel je maakt een sociogram. Dan hangen grote meiden daar aan één of twee draadjes. Het leuke aan judo is dat meisjes op die leeftijd veel sterker zijn dan jongens. Na een wedstrijd lopen ze een week lang met een medaille door de school. Moet je daarna nog eens zo’n sociogram maken.’