Tekst: Niek Saris1

Dezer dagen hoor je regelmatig dat democratie geen keuze is en derhalve het vak dat zich daarmee bezighoudt, maatschappijleer, vóór de streep getrokken moet worden.  Niet langer dat slappe politieke compromis van een vak dat pas in de bovenbouw gegeven wordt, naar eigen inzichten mag worden ingevuld, en dan ook nog nauwelijks meetelt op de cijferlijst. Een jarenlange (politieke) halfslachtigheid, die inmiddels ook nog al dat ‘gezever’ over burgerschapsvorming opgeleverd heeft, onder het mom van zorg over de democratie, maar in feite een vorm van opgelegde neoliberale staatspedagogiek is.

Toen ik het vak maatschappijleer in 1985 ging geven, schrok ik me te pletter van de status die het vak bij leerlingen èn collega’s had. Ik denk dat er geen vak is waar je je als leraar zo moet verdiepen in de jongvolwassene als bij maatschappijleer. En toch heb ik – toen ik er na 6 jaren afscheid van nam en andere vakken ging geven, altijd getwijfeld aan het bestaansrecht van dit vak. Democratische principes en gedachten dienen namelijk door ALLE docenten en bij ALLE vakken te worden uitgedragen. Ook de docent wiskunde betekent voor zijn/haar leerlingen meer dan het vak zelf. Leerlingen zien hoe de docent wiskunde in het leven staat. Wat hij/zij vindt van allerlei zaken. En hoe mooi is dàt.

Voor pubers overigens ook heerlijk aan wiskunde, is de ‘neutraliteit’ ervan, voor menig jong mens wel eens een opluchting, zeker tegenwoordig met zoveel herrie in de wereld. Ik bedoel dat ik tieners ook vakken gun waar ze afstand kunnen nemen van de maatschappij en even in een bubbel mogen. Maar of het nu om inhoudelijk meer of minder maatschappelijk betrokken vakken gaat,  het neemt niet weg dat iedere docent het belang van democratie en een actieve deelname eraan uit dient te ‘stralen’, voor dient te leven in de omgangsvormen. En uit de trits docenten die leerlingen hebben, met allemaal hun eigen grillen en grollen, kunnen zij dan hun eigen keuzes maken. Van al die varianten en mogelijkheden boetseren zij maar een eigen houding, standpunten, levenshouding en misschien zelfs -visie.

In het vak geschiedenis – dat ik gaf – kan actief en deelnemend worden voorgeleefd en geleerd, met name bij het onderdeel staatsinrichting. En dat kan weer gekoppeld  worden aan wat ze verder aan kennis en vaardigheden meekregen bij andere vakken. Toen ik nog maatschappijleer gaf, kwam ik er snel achter dat directe maatschappelijke en morele meningsvorming voor jonge leerlingen, op basis van kennisoverdracht en aangeleerde vaardigheden, sowieso lastig is. Enerzijds hebben tieners nog weinig bagage voor gedegen meningsvorming, anderzijds kwam/kom je met de vraag ‘wat vind jij ervan’ snel te dichtbij. Daarom liet ik hen op een indirecte en actieve manier nadenken over de samenleving, door hen bijvoorbeeld roldoorbrekende reclames te laten maken, in tweetallen interviews af te laten nemen en daar dan de één een positief en de ander een negatief artikel uit te laten fabriceren. Om zich zo bewust te worden van hoe iets, uit de context gelicht, een heel andere inhoud en lading kan krijgen enz… Dit soort werkvormen kan ook bij andere vakken, zoals de talen, worden gehanteerd.

De laatste jaren maakt ‘Burgerschapsvorming’ opgang, niet per se als apart vak, maar veelal verweven met andere vakken, vooral maatschappijvakken – maar wel verpakt als verplichte ‘basisvaardigheid’: met door de overheid top-down voorgeschreven ‘manieren’ hoe je te gedragen in de democratie. Op mijn ‘oude’ school al snel ingevuld met een kwis ‘Heb je het nieuws gekeken?’ Een mooie manier om je te onttrekken aan de vorming van (indirecte) meningsvorming bij je leerlingren. Actieve deelname aan de democratie en meningsvorming zijn ingewikkelde zaken, niet af te dwingen en minder te beheersen door de overheid. Ze vereisen van leraren vooral geduld en vertrouwen, veel oefening van leerlingen zelf en inzichten behoren daarbij met de jaren te mogen komen. Dit om de doodeenvoudige reden dat democratisering (uitbreiding deelname aan de democratie) een bottom-up proces is. Daarom zou het vak niet maatschappijleer, niet burgerschapsvorming maar LEREN SAMENLEVEN moeten heten.

Bronnen:
1. Niek Saris is oud-docent maatschappijleer, geschiedenis en economie